Borstkanker: MICRA studie
MICRA-studie: voorkomen van een borstoperatie door te voorspellen wat de werkzaamheid is van een voorbehandeling met chemotherapie
Vrouwen met borstkanker met een grote tumor in de borst krijgen nu (om borstamputatie te voorkomen) een voorbehandeling met chemo- en/of immunotherapie, waarna ze een borstsparende operatie krijgen. In het bij de operatie verwijderde borstweefsel wordt achteraf in 1/3 van de gevallen geen tumor meer teruggevonden. Omdat we op scans (MRI-scan) niet met zekerheid kunnen zeggen of er nog tumorrest is, worden deze vrouwen toch nog geopereerd, zelfs al is op de MRI niets meer te zien. Dit is een standaard behandeling.
In het Antoni van Leeuwenhoek zijn we daarom met de MICRA-studie gestart, waarin we onderzoeken of we na de chemotherapie ook met biopten kunnen vaststellen of er nog tumor aanwezig is. Dezelfde studie loopt ook in Duitsland en Amerika. In deze studie laten vrouwen belangeloos tijdens de operatie enkele biopten afnemen. De bedoeling is dat vrouwen straks, als de studie afgerond is, na de voorbehandeling (neo-adjuvant) met chemo- en/of immunotherapie, een aantal biopten laten afnemen (op de polikliniek) waarna besloten wordt of een operatie nog nodig is. Verwachting is dat zo'n 1200 vrouwen per jaar dan helemaal geen borstoperatie meer nodig hebben. Zo kan over enkele jaren - verwachting binnen 4 jaar - vrouwen een operatie bespaard blijven.
Wat is de aanleiding voor dit onderzoek?
Jaarlijks wordt bij meer dan 17.000 vrouwen in Nederland de diagnose borstkanker gesteld, waarbij 1 op de 10 patiënten jonger is dan 45 jaar. Deze jonge vrouwen worden vaak behandeld met chemotherapie. De afgelopen decennia is borstkankeronderzoek met name gericht op het afstemmen van de behandeling op de specifieke patiënt, de geïndividualiseerde behandeling. Zo wordt er bij de toediening van chemotherapie gekeken wat voor subtype borstkanker de patiënt heeft en wordt de therapie daarop afgestemd. Waar de chemotherapie voorheen meestal na de operatie werd gegeven, wordt deze nu steeds vaker voor de operatie (neo-adjuvant) gegeven. Op deze manier kan worden geobserveerd of de chemotherapie goed effect heeft en eventueel aangepast dient te worden wanneer dit niet zo is. Bij bepaalde subtypen van borstkanker (triple negatieve en Her2 positieve borstkanker) leidt deze voorbehandeling met chemotherapie er bij 40-75% van de behandelde vrouwen toe dat er geen levende tumorcellen meer te zien zijn in het borstweefsel dat na de chemotherapie wordt verwijderd. Bij deze vrouwen is het dan achteraf niet nodig geweest om (een deel van) de borst te verwijderen en is er sprake van overbehandeling. Deze vormen van borstkanker komen relatief vaak voor bij jonge vrouwen. Bij deze vrouwen wordt niet alleen de systemische behandeling op maat geven maar ook een lokale behandeling op maat om zo overbehandeling en de hierbij komende bijwerkingen en nadelige effecten te voorkomen. Als vóór de operatie voorspeld kan worden bij welke patiënten geen tumor in de borst meer aanwezig is ten gevolge van een goede werking van de chemotherapie, kan bij deze vrouwen een operatie achterwege gelaten worden en kan worden volstaan met bestraling van de borst. Zo wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de cure maar ook aan de care van deze grote groep jonge vrouwen, door hun kwaliteit van leven te verbeteren.
Wat is het doel?
Overbehandeling van de borst voorkomen door te voorspellen bij welke patiënten na voorbehandeling met chemotherapie geen tumor in de borst resteert.
Hoe wordt het onderzoek uitgevoerd?
Bij vrouwen met borstkanker die behandeld worden met neo-adjuvante chemotherapie, wordt na afloop hiervan een MRI scan gemaakt. Als hierop (bijna) geen tumor meer te zien is, krijgen zij een uitnodiging voor deelname aan deze studie. Hierbij zal, direct voorafgaand aan de geplande operatie van de borst, onder narcose een aantal biopten worden genomen van het gebied waar aanvankelijk de tumor zat. De weefseluitslagen van de biopten worden vergeleken met die van het bij de operatie verwijderde borstweefsel.
Wat zijn de te verwachten resultaten en wat is de impact voor de borstkankerpatiënt?
Er wordt gedacht dat door gegevens van het tumortype, de MRI scan en de biopten te combineren, goed te voorspellen is of er wel of niet nog levende tumorcellen aanwezig zijn na de chemotherapie. Als er geen tumorcellen meer aanwezig zijn, is een operatie van de borst niet meer nodig. Hierdoor kunnen bij veel, met name jonge, patiënten de nadelen van een borstsparende operatie worden voorkomen zoals een lelijk of pijnlijk litteken, verharding van het litteken of vervorming van de borst.
Dit heeft een positief effect op de kwaliteit van leven van vrouwen na de behandeling van borstkanker.
MICRA staat voor: Minimaal Invasieve Complete Remissie Analyse
Dit onderzoek wordt financieel mede mogelijk gemaakt door Pink Ribbon en KWF.