Gestational Trophoblastic Neoplasia

Na de behandeling van een mola-zwangerschap wordt wekelijks het zwangerschapshormoon hCG in het bloed gemeten. Als het hCG in het bloed niet voldoende daalt (een plateau vormt) of stijgt gedurende 3 opeenvolgende wekelijkse bepalingen én een meting boven de 95ste percentiel ligt, is er sprake van een Gestational Trophoblastic Neoplasia (GTN), of zoals dat vroeger genoemd werd, een persisterende trofoblast. In dat geval zijn er teveel trofoblastcellen in het lichaam aanwezig. Een GTN is een kwaadaardige trofoblastziekte.

De kans op een GTN is 15% na een complete mola en 2% na een partiële mola. Per jaar wordt deze aandoening in Nederland bij ongeveer 30 vrouwen vastgesteld. Een GTN ontstaat meestal na een mola-zwangerschap, maar kan ook na een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, miskraam of een normale zwangerschap optreden. GTN na een voldragen zwangerschap, ook wel non-mola choriocarcinomen genoemd, zijn zeer zeldzaam (na 1:30.000 bevallingen).

Uitzaaiingen

Bij ongeveer 50% van de vrouwen met een GTN zijn er uitzaaiingen. In de meeste gevallen verspreiden de trofoblastcellen van de mola zich via de bloedbaan naar de longen. De cellen kunnen in de longen weer verder gaan groeien en zich via de bloedbaan verplaatsen naar andere delen van het lichaam. In zeldzame gevallen verspreiden de kwaadaardige cellen zich naar de vagina, hersenen of lever. 

Hoe wordt een GTN vastgesteld?

Klachten

Meestal zijn er geen klachten en wordt de diagnose op basis van onvoldoende daling van het zwangerschapshormoon gesteld. Soms treden er weer zwangerschapsverschijnselen op, is er sprake van aanhoudend of terugkerend vaginaal bloedverlies of zijn er klachten die passen bij uitzaaiingen. Als de mola-zwangerschap zich bijvoorbeeld naar de longen heeft uitgebreid kan men last krijgen van hoesten en kortademigheid. Deze klachten treden meestal pas laat op.

Lichamelijk onderzoek

Bij gynaecologisch onderzoek zal er uit- en inwendig-onderzoek worden verricht om eventuele uitzaaiingen in de vagina op te sporen. 

Laboratoriumonderzoek

De bepaling van het hCG is onmisbaar om de diagnose ‘GTN’ vast te stellen. Criteria hiervoor zijn: Het gelijk blijven in drie opeenvolgende wekelijkse hCG-bepalingen, of een stijging van twee opeenvolgende waarden waarbij minstens één hCG-waarde valt buiten het 95ste percentiel van de Nijmeegse hCG verdwijningscurve.

Beeldvorming

Onderzoek richt zich op het opsporen van uitzaaiingen (metastasen) buiten de baarmoeder. Het vinden van uitzaaiingen is van belang voor het starten van de goede behandeling. Voor de nacontrole is beeldvorming van de uitzaaiingen echter van minder grote betekenis omdat deze, met name in de longen en hersenen, nog lang na het verdwijnen van actieve trofoblastcellen, zichtbare afwijkingen kunnen geven zonder dat er actieve tumor is. Bij alle patiënten met GTN wordt een longfoto gemaakt, eventueel een CT-scan van de borstkas/borstholte, bekken en buik om een risico indeling te kunnen maken. Een MRI van de hersenen is alleen nodig bij aanwezigheid van longmetastasen en bij hoog-risico patiënten. 

Extra informatie

De afkorting CT staat voor 'Computer Tomogram'. De CT-scanner werkt met dezelfde röntgenstralen als bij een 'gewone' röntgenfoto.Alleen maakt de CT-scanner dwarsdoorsneden van het lichaam, waardoor de arts als het ware plakjes van het lichaam kan zien. Als alle gefotografeerde plakjes achter elkaar worden gelegd, ontstaat een driedimensionaal beeld.

Lees meer over een CT-scan

De afkorting MRI staat voor magnetic resonance imaging, beeldvorming met magnetische resonantie. Een MRI-scan geeft nauwkeurig beeld van bijvoorbeeld de buikorganen. Er wordt geen gebruik gemaakt van röntgenstralen zoals bij een longfoto of CT-scan, maar van onschadelijke radiogolven en magneetvelden.

Lees meer over een MRI-scan

Trofoblast 4 Voorhetgesprek CT Mola

Wat zijn de risicofactoren voor een Gestational Trophoblastic Neoplasia?

Onderzoek heeft de volgende risicofactoren voor een GTN aangetoond:
● Vrouwen ouder dan 40 jaar
● Hoge eerste hCG-waarden
● Complete mola-zwangerschap (15% kans om te persisteren)
● Het incompleet verwijderen van een mola-zwangerschap tijdens een vacuümcurettage
● Een grote baarmoeder (veel molaweefsel in de baarmoeder)
● Grote cysten (goedaardige met vocht gevulde holtes) in de eierstokken (doorsnede > 6 cm)

Hiernaast ziet u een voorbeeld van een CT-scan die een mola-zwangerschap laat zien.

Wat is een laag of hoog risico trofoblastziekte?

Trofoblastziekten worden op basis van verschillende factoren onderverdeeld in een laag risico of hoog risico op uitgebreide ziekte waarvoor meer therapie nodig is. Met behulp van deze indeling wordt de behandeling bepaald. De laag risico trofoblastziekten zijn vaak te genezen met één soort chemotherapie (monochemotherapie), terwijl voor de hoog risico trofoblastziekten een combinatie van chemotherapie (polychemotherapie) nodig is. In het overgrote deel van de patiënten leidt deze behandeling tot genezing, zelfs bij uitgezaaide trofoblastziekte. 

Laag risico

  • De voorafgaande zwangerschap was een mola-zwangerschap of miskraam.
  • Eventuele uitzaaiingen zitten alleen in de vagina of in de longen.
  • Er is nog nooit eerder chemotherapie gegeven.
  • De chemotherapie is gestart binnen 12 maanden na de vacuümcurettage.

 Hoog risico

  • Eerdere chemotherapie heeft onvoldoende geholpen.
  • Er zijn uitzaaiingen in meer dan één orgaan buiten de baarmoeder.
  • Uitzaaiingen in een of meer van de volgende organen: lever, milt, nieren, maag-darmstelsel, bot en hersenen.
  • Een voorafgaande voldragen zwangerschap (met bevalling).
  • De chemotherapie is gestart later dan 12 maanden na de vacuümcurettage.

Voorbeeld van een uitzaaiing in de vagina

Wat is de behandeling van een Gestational Trophoblastic Disease?

De behandeling van een persisterende trofoblastziekte bestaat uit chemotherapie (een behandeling met celdodend medicijn). Soms wordt de chemotherapie gecombineerd met een operatie voor- of achteraf. Om te bepalen welke (combinatie van) chemotherapie nodig zijn, worden patiënten ingedeeld in een laag en hoog risico categorie. 

Behandeling laag risico patiënten

De meeste patiënten hebben een laag risico trofoblastziekte en worden behandeld met methotrexaat (afkorting: MTX). De chemokuur met MTX wordt met injecties toegediend. Klik hier voor de bijwerkingen van MTX. Hiernaast worden tabletten folinezuur (een vorm van vitamine B11) gegeven om de bijwerkingen van MTX te beperken. MTX wordt poliklinisch gegeven totdat het hCG uit het bloed is verdwenen.

Indien er een allergie voor MTX blijkt te bestaan of de hCG waarde daalt niet afdoende, kan besloten worden om een ander medicijn te geven (Actinomycine-D) dat via een infuus wordt toegediend. Dit wordt over het algemeen alleen gedaan als de hCG waarde niet heel erg hoog is en er geen nieuwe bevindingen op de beeldvorming zijn. 

Behandeling hoog risico patiënten

Hoog risico trofoblastziekte wordt meestal behandeld met een combinatie van 5 verschillende chemotherapeutica (polychemotherapie) die via een infuus worden toegediend. Het gaat om de volgende medicijnen: EtoposideMethotrexaatActinomycine-DCyclofosfamide en Oncovin (Vincristine) (afkorting: EMA/CO). Klik op het medicijn voor de bijwerkingen. Voor het toedienen van deze behandeling via het infuus is elke week een korte opname van 1 of 2 dagen in het ziekenhuis nodig. Voor de start van iedere EMA/CO-kuur wordt bloed afgenomen om de nierfunctie, leverfunctie en het bloedbeeld te controleren.

Hoe lang duurt de behandeling?

De chemokuren worden bij zowel laag als hoog risicogroepen meerdere keren gegeven. Op basis van het zwangerschapshormoon wordt bepaald hoe vaak de kuur gegeven wordt. De chemokuur wordt gegeven tot het hCG is genormaliseerd. Hierna worden aanvullend nog 2 of 3 keer ‘zekerheids’ kuren (medische term: consolidatiekuren) gegeven.

Wat is de prognose van een Gestational Trophoblastic Disease?

De kans op volledige genezing na behandeling van een GTN is groot. De 5-jaars overleving van GTN in Nederland is namelijk 99%. Een ‘laag risico’ trofoblastziekte heeft daarbij een betere prognose dan een ‘hoog risico’ trofoblastziekte.

85% van de patiënten met een GTN geneest na een behandeling met methotrexaat (MTX). Vijftien tot twintig procent van de patiënten reageert onvoldoende op MTX en heeft andere chemotherapie nodig. 

  • Vaak blijft de GTN beperkt tot de baarmoeder, maar in sommige gevallen verspreidt de ziekte zich buiten de baarmoeder. Uitzaaiingen worden het meest gezien in de longen. Andere voorkeursplaatsen zijn de vagina, hersenen en de lever. Uitzaaiingen in de hersenen en lever hebben een slechtere prognose een uitspraak over hoe het ziektebeeld waarschijnlijk zal voorlopen. Dit komt zeer zelden voor.

Wat gebeurt er bij chemotherapie-resistentie of terugkerende ziekte?

Chemotherapie resistentie

Als een laag risico trofoblastziekte onvoldoende reageert op MTX en een onvoldoende daling of zelfs een stijging van het hCG optreedt, noemen we dit resistentie. Er kan dan overwogen worden om een andere monochemotherapie te geven (Dactinomycine). Ook hierna worden er bij normalisatie van het hCG nog twee of drie zekerheidskuren gegeven. Bij hoog risico trofoblastziekte wordt bij resistentie na EMA/CO therapie, vaak overgestapt op een combinatie die cisplatin bevat. Dit kan zijn in de combinatie TE/TP, met eens in de twee weken afwisselend cisplatin-paclitaxel en paclitaxel-etopisde, of als EMA/EP, waarbij Vincristine en Cyclofosfamide uit het EM/CO schema zijn vervangen door Etoposide en Cisplatin. Klik op het medicijn voor de bijwerkingen.

Als ook de behandeling met de EMA/EP of TE/TP onvoldoende helpt, kan een behandeling met agressieve hoge dosis chemotherapie met stamceltransplantatie worden gegeven. Dit is uiterst zelden noodzakelijk, maar kan ondanks forse bijwerkingen alsnog tot genezing leiden. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen dat immunotherapie kan werken, maar dit is geen standaardbehandeling. In uitzonderlijke gevallen kan je arts de verzekering om toestemming vragen zo’n middel voor te schrijven.

Na afloop van de chemotherapie is het soms noodzakelijk om achtergebleven uitzaaiingen alsnog te behandelen met een operatie of bestraling.

Terugkerende ziekte

De kans op een recidief (terugkerende ziekte) van een GTN is het grootst in het eerste jaar na normalisatie van het hCG. Terugkerende ziekte wordt behandeld in een gespecialiseerd centrum en wordt meestal weer met chemotherapie behandeld, maar kan soms ook met een operatie worden opgelost. 

Trofoblast 4 Voorhetgesprek VATS
Indien er sprake is van ziekte in de baarmoeder, kan een verwijdering van de baarmoeder een optie zijn. De verwijdering van de baarmoeder wordt meestal via een snee in de buik gedaan. Soms kan een afwijking met een kijkoperatie (endoscopie) worden gedaan, bijvoorbeeld een verwijdering van de baarmoeder (TLH) of een afwijking in de long (VATS, (Video Assisted Thoracoscopic Surgery) . Dit is een kijkoperatie waarbij via kleine toegangen tussen de ribben een deel van de long met de uitzaaiing wordt verwijderd met de hulp van high definition camera technologie.)

Omdat de afwijkingen vaak wel goed doorbloed zijn, moet goed geëvalueerd worden of dit mogelijk is.

Bij een uitzaaiing wordt soms een verwijdering van een afwijking gecombineerd met chemotherapie.

Hoe zit het met zwangerschap en controles na een Gestational Trophoblastic Disease?

Nacontrole

Na normalisatie van het hCG wordt het zwangerschapshormoon maandelijks gecontroleerd gedurende één jaar bij laag risico GTN en maandelijks tot twee jaar bij een hoog risico GTN.

Zwangerschap

Meerdere studies laten zien dat er geen verhoogd risico is op onvruchtbaarheid na de behandeling van een GTN. Na een laag risico GTN is een zwangerschap weer ‘toegestaan’ minimaal 1 jaar na normalisatie van het hCG. Een zwangerschap na een hoog risico GTN is pas 2 jaar na normalisatie 'toegestaan'. Tot die tijd is anticonceptie gewenst, bij voorkeur orale anticonceptie (de pil). Verder wordt er, net zoals na een mola-zwangerschap, geadviseerd om vroeg in de volgende zwangerschap een echo te make. Circa 6 weken na het einde van deze zwangerschap zal er nog éénmaal een hCG-waarde worden gemeten in het bloed. 

Deze website maakt gebruik van cookies

Op onze website plaatsen we cookies om het gebruikersgemak van onze website te verbeteren. Deze cookies zijn essentieel voor een goede werking van onze website.

Functioneel
[2]
  • Microsoft Clarity
    Door plaatsing van deze cookies krijgen wij als organisatie geanonimiseerd informatie over het gebruik van website en waar de websitebezoekers vandaan komen.
  • Virtuele tours
    Door plaatsing van deze cookie gaan we misbruik van deze content tegen.

Voorkeuren aanpassen