Chirurgie bij baarmoederkanker
De eerst aangewezen behandeling van baarmoederkanker is een operatie. De baarmoeder wordt verwijderd en vaak ook de eierstokken en eileiders. Soms is het nodig om ook de lymfeklieren in het bekkengebied of langs de aorta, de grote lichaamsslagader, weg te nemen. Dat hangt af van het stadium van de ziekte.
We onderscheiden 4 stadia:
- In stadium 1 is de tumor beperkt gebleven tot het baarmoederslijmvlies of de spierlaag van de baarmoeder.
- In stadium 2 is de tumor zichtbaar doorgegroeid naar de baarmoederhals, maar niet buiten de baarmoeder.
- In stadium 3 is de tumor gegroeid tot buiten de baarmoeder maar nog wel binnen het kleine bekken.
- In stadium 4 is de tumor doorgegroeid buiten het kleine bekken naar de blaas, endeldarm of elders in de buikholte.
Het soort operatie is afhankelijk van het stadium. Meestal gaat het via een snede in de buik. Soms kan het ook met een operatie via de schede in combinatie met een kijkoperatie van de buik. De duur van de operatie is afhankelijk van het stadium en de uitgebreidheid van de ingreep.
Meer informatie
Hoe verloopt de operatie van baarmoederkanker?
Voorafgaand aan de operatie krijgt u eerst een preoperatieve screening. In alle gevallen gaat u onder narcose.
Bij baarmoederkanker in stadium 1 wordt de baarmoeder weggehaald en vaak ook de eierstokken omdat daar uitzaaiingen in kunnen zitten. De operatie gebeurt meestal door middel van een kijkoperatie (laparoscopie).
Bij baarmoederkanker in stadium 2 krijgt u een Wertheim-operatie. Hierbij worden naast de baarmoeder en de eierstokken zoveel mogelijk lymfeklieren in het bekken, en soms het steunweefsel rondom de baarmoeder weggenomen.
Bij baarmoederkanker in stadium 3 wordt er vaak een debulking operatie verricht waarbij geprobeerd wordt om al het zichtbare tumorweefsel te verwijderen. Deze behandeling is vaak in combinatie met chemo- en/of radiotherapie.
In stadium 4 wordt de behandeling nog meer aangepast per persoon en zal de behandeling ook vaak uit een combinatietherapie bestaan. De behandeling is vaak niet meer gericht op genezing, maar op het verminderen van de klachten en een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven.
Effectiviteit
Na de operatie is de tumor verwijderd. Het weggehaalde weefsel wordt onderzocht op de aanwezigheid van kankercellen.
Als blijkt dat er mogelijk kankercellen zijn achtergebleven, vindt er meestal een nabehandeling plaats. Dit kan uit bestraling en/of chemotherapie bestaan.
Worden er geen kankercellen in het omliggende weefsel aangetroffen, dan kan het zijn dat u nog wel nabehandeld wordt met inwendige bestraling (brachytherapie). U blijft nog 5 jaar onder controle.
Preoperatieve screening
Voorafgaand aan uw operatie heeft u een afspraak met de anesthesioloog op de polikliniek voor een gesprek en kort onderzoek naar uw lichamelijk conditie en eventuele bijzonderheden. De spreekuurassistente meet bij u de hartslag en bloeddruk en vraagt naar uw lengte en gewicht; zo nodig worden deze gemeten.
Deze preoperatieve screening duurt ongeveer 20 minuten en vormt de basis voor het anesthesieplan. De anesthesioloog beluistert uw longen en uw hart. Daarnaast wordt uw mond en keel geïnspecteerd voor het beademingsbuisje dat bij de narcose in uw luchtpijp zal worden geplaatst. Ook vraagt de anesthesioloog u naar:
- Of u eerder onder verdoving bent geweest
- Welke aandoeningen u nog meer hebt
- Of u al eerder kankermedicijnen heeft gehad
- Of u al eerder bestraald bent
- Welke allergieën u heeft
- Of u rookt
- Of u alcohol gebruikt
- Welke medicijnen u gebruikt
Het is daarom van groot belang dat u precies kunt aangeven welke medicijnen u hoe vaak en in welke dosering gebruikt. Als er aanleiding voor is, krijgt u mogelijk nog meer onderzoeken. Dat kunnen zijn: een elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje), een röntgenfoto van uw longen, een longfunctieonderzoek of bloedonderzoek.
Narcose en plaatselijke verdoving
Anesthesie bestaat uit narcose, een plaatselijke verdoving of een combinatie van beide. Bij een narcose bent u helemaal buiten bewustzijn. Bij een plaatselijke verdoving wordt een deel van uw lichaam gevoelloos en bewegingsloos gemaakt.
Narcose
Als u onder narcose gaat, is uw hele lichaam verdoofd. U bent tijdelijk buiten bewustzijn. De narcosemiddelen bestaan uit een slaapmiddel, een pijnstiller en soms een spierverslappend middel. U krijgt het toegediend via een infuus en dan valt u binnen een halve minuut in slaap. U wordt tijdens de hele narcose beademd.
Zodra u slaapt, brengen we daarom bij grote operaties via uw mond een beademingsbuis in uw luchtpijp; bij kleinere operaties wordt er doorgaans een kapje achter in uw keel op de ingang van de luchtpijp geplaatst. Bovendien houden we met bewakingsapparatuur uw hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur constant in de gaten.
Plaatselijke verdoving
Wordt u plaatselijk verdoofd, dan bent u bij bewustzijn. Meestal gaat dat via een ruggenprik: het gebied onder de plaats van de ruggenprik wordt tijdelijk uitgeschakeld. Soms wordt er een slangetje ingebracht om langere tijd – ook na de operatie – pijnstillers te kunnen toedienen.
Net als bij een narcose houdt de anesthesioloog uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en temperatuur in de gaten om zo nodig de verdoving bij te kunnen sturen.
Bij grote, langdurige operaties worden plaatselijke en algehele verdoving vaak in combinatie toegepast.
Bijwerkingen en gevolgen
Door het verwijderen van de baarmoeder wordt u onvruchtbaar en door ook de eierstokken te verwijderen komt u vervroegd in de overgang.
Afhankelijk van uw leeftijd kan hormoonvervanging nodig zijn, of krijgt u leefregels om uw botdichtheid zo goed mogelijk te houden.
Na de operatie
Na de operatie heeft u nog een paar dagen verpleegkundige zorg nodig. We controleren regelmatig uw pols, bloeddruk en bloedverlies.
Het duurt dan nog wel een tijd voordat u weer de gewone dingen kunt doen. Neem daarom veel rust.
Het is mogelijk dat u na de operatie nog bestraald moet worden of wordt behandeld met chemotherapie of hormoontherapie.
Behouden van vruchtbaarheid voor start behandeling
Deze behandeling kan schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid geven en daarom bieden in samenwerking met het Amsterdam UMC/ Locatie AMC en het LUMC de mogelijkheid voor fertiliteitspreservatie. Ten gevolge van de behandeling komt u vervroegd in de overgang. Het behandelen hiervan wordt met u besproken door uw behandelend arts.