Chirurgie bij borstkanker
Als bij borstkanker een operatie noodzakelijk is, is het streven van onze chirurgen om uw borst zoveel mogelijk te sparen.
Dit is mogelijk als:
- het medisch verantwoord is.
- de tumor klein genoeg is.
- de tumor voldoende verkleind is na chemotherapie.
Na verwijdering van de tumor wordt de gehele borst bestraald (radiotherapie bij borstkanker). Bij sommige vrouwen volgt nog een extra dosis op de plek waar de tumor heeft gezeten.
Borstsparend opereren is niet in alle situaties mogelijk. Uw arts zal dit uitvoerig met u bespreken.
Een operatie: hoe gaat het in zijn werk?
Meer informatie
Borstsparende operatie
Bij een borstsparende operatie verwijdert uw chirurg de tumor, waarbij de chirurg zoveel mogelijk van het klierweefsel van de borst behoudt. Na deze operatie zal de bestraling van de hele borst moeten volgen, tenzij u deelneemt aan studies waarin de mogelijkheid van beperkte bestraling wordt onderzocht.
Een borstsparende operatie is niet in alle situaties mogelijk. De tumor moet klein genoeg zijn in verhouding tot de grootte van de borst, om een sparende operatie met goed cosmetisch resultaat te verrichten.
Als de tumor relatief groot is, kan het mogelijk zijn om samen met de plastisch chirurg toch borstsparend te opereren. Een deel van het borstklierweefsel wordt dan vervangen door eigen vetweefsel afkomstig van het gebied rondom de borst. Ook kan het mogelijk zijn om de borst te verkleinen middels een borstverkleinende operatie. Hierbij kan ook een grotere tumor sparend worden verwijderd met een goed resultaat; deze operatie is alleen mogelijk indien de borsten groot genoeg zijn. Ook bij deze vormen van sparende behandeling moet er nog bestraling op de borst volgen. Als u eerst behandeld bent met chemotherapie zal uw chirurg na de chemotherapie met u bekijken of er mogelijkheden zijn om borstsparend te opereren.
Borstamputatie met eventueel directe reconstructie
Wanneer borstsparende behandeling niet mogelijk is, zal uw chirurg een verwijdering van de gehele borstklier met u bespreken. In veel gevallen (ruim 80%) is het mogelijk om de huid van de borst en vaak ook de tepel te behouden en het weefsel te vervangen door een prothese of tissue expander. Dit laatste gebeurt in één operatie, samen door de chirurg en de plastisch chirurg. Uw chirurg bespreekt met u of het behouden van de huid en van de tepel bij uw borstkanker mogelijk is. De plastisch chirurg bespreekt met u welke mogelijkheden er zijn om een reconstructie bij u te verrichten.
Diagnostisch onderzoek
Er zijn twee diagnostische onderzoeken om na te gaan of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren: de schildwachtklierprocedure en de MARI-procedure.
Schildwachtklierprocedure
In het Antoni van Leeuwenhoek vindt in veel gevallen tijdens de operatie de schildwachtklierprocedure (sentinel node) plaats om vast te stellen of er sprake is van uitzaaiingen. De schildwachtklier (ook wel poortwachterklier genoemd) is de eerste lymfklier in de oksel die in verbinding met de tumor staat. Tijdens de operatie wordt deze klier verwijderd. De schildwachtklier wordt na de operatie bekeken door de patholoog-anatoom om te controleren of er tumorcellen in de lymfeklieren aanwezig zijn.
De uitslag van dit onderzoek krijgt u van de chirurg te horen na ongeveer acht werkdagen, wanneer ook de uitslag van het verwijderde borstweefsel bekend is. Als in de schildwachtklier tumorcellen zijn gevonden, kan dit betekenen dat er nog verdere behandeling van de okselklieren moet volgen. Deze behandeling bestaat meestal uit bestraling van de okselklieren. Een zogeheten okselkliertoilet, waarbij alle lymfeklieren (10 tot 25) uit de oksel operatief worden verwijderd, is doorgaans niet nodig.
MARI-procedure
Als er in het diagnostisch onderzoek dat vóór de behandeling wordt verricht al uitzaaiingen in de lymfeklier(en) zijn aangetoond, vindt er geen schildwachtklieronderzoek plaats. In het Antoni van Leeuwenhoek wordt dan gebruik gemaakt van de MARI-procedure.
Bij de MARI-procedure wordt de lymfeklier met uitzaaiing erin gemarkeerd door een jodiumbron. Dit is een metalen markering ter grootte van een korrel hagelslag, met een kleine hoeveelheid radioactief jodium erin. Als er meerdere aangedane lymfeklieren zijn gezien, wordt de grootste van de lymfeklieren met de jodiumbron gemarkeerd. Deze klier wordt de MARI-klier genoemd.
Omdat chemotherapie of hormoontherapie vaak al snel leiden tot verkleining van de tumor in de borst en de lymfeklieruitzaaiing(en), kan het na deze voorbehandeling moeilijk zijn om de lymfeklier met tumorcellen terug te vinden met de echo. Om deze reden wordt de markering met het jodiumzaadje voordat deze behandeling begint geplaatst. Doordat de radioactiviteit in het jodiumzaadje gedurende lange tijd (maanden) aanwezig blijft, kan de juiste lymfeklier worden teruggevonden na de voorbehandeling met chemotherapie of hormoontherapie.
Bij de operatie verwijdert de chirurg de gemarkeerde lymfeklier (de MARI-klier) en stuurt deze in voor pathologisch onderzoek. De uitslag van dit onderzoek krijgt u op de polikliniek na ongeveer acht werkdagen, tegelijk met de uitslag van het weefselonderzoek van de borsttumor. Mochten er nog tumorcellen gevonden zijn, dan zal een bestraling op de okselklieren volgen.
Afhankelijk van de uitgebreidheid van de ziekte vóór aanvang van de behandeling, kan het soms nodig zijn de MARI-klier al tijdens de operatie te onderzoeken middels vriescoupe-onderzoek. Hiermee kan snel (binnen 30 minuten) worden gezien of er nog tumorcellen in de lymfeklier aanwezig zijn. Indien dit zo is, zal de chirurg in dezelfde operatie ook de andere lymfeklieren uit de oksel verwijderen (okselkliertoilet).
Preoperatieve screening
Voorafgaand aan uw operatie heeft u een afspraak met de anesthesioloog op de polikliniek voor een gesprek en kort onderzoek naar uw lichamelijk conditie en eventuele bijzonderheden. De spreekuurassistente meet bij u de hartslag en bloeddruk en vraagt naar uw lengte en gewicht; zo nodig worden deze gemeten.
Deze preoperatieve screening duurt ongeveer 20 minuten en vormt de basis voor het anesthesieplan. De anesthesioloog beluistert uw longen en uw hart. Daarnaast wordt uw mond en keel geïnspecteerd voor het beademingsbuisje dat bij de narcose in uw luchtpijp zal worden geplaatst. Ook vraagt de anesthesioloog u naar:
- Of u eerder onder verdoving bent geweest;
- Welke aandoeningen u nog meer hebt;
- Of u al eerder kankermedicijnen heeft gehad;
- Of u al eerder bestraald bent;
- Welke allergieën u heeft;
- Of u rookt;
- Of u alcohol gebruikt;
- Welke medicijnen u gebruikt.
Het is daarom van groot belang dat u precies kunt aangeven welke medicijnen u hoe vaak en in welke dosering gebruikt. Als er aanleiding voor is, krijgt u mogelijk nog meer onderzoeken. Dat kunnen zijn: een elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje), een röntgenfoto van uw longen, een longfunctieonderzoek of bloedonderzoek.
Narcose en plaatselijke verdoving
Anesthesie bestaat uit narcose, een plaatselijke verdoving of een combinatie van beide. Bij een narcose bent u helemaal buiten bewustzijn. Bij een plaatselijke verdoving wordt een deel van uw lichaam gevoelloos en bewegingsloos gemaakt.
Narcose
Als u onder narcose gaat, is uw hele lichaam verdoofd. U bent tijdelijk buiten bewustzijn. De narcosemiddelen bestaan uit een slaapmiddel, een pijnstiller en soms een spierverslappend middel. U krijgt het toegediend via een infuus en dan valt u binnen een halve minuut in slaap. U wordt tijdens de hele narcose beademd.
Zodra u slaapt, brengen we daarom bij grote operaties via uw mond een beademingsbuis in uw luchtpijp; bij kleinere operaties wordt er doorgaans een kapje achter in uw keel op de ingang van de luchtpijp geplaatst. Bovendien houden we met bewakingsapparatuur uw hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur constant in de gaten.
Plaatselijke verdoving
Wordt u plaatselijk verdoofd, dan bent u bij bewustzijn. Meestal gaat dat via een ruggenprik: het gebied onder de plaats van de ruggenprik wordt tijdelijk uitgeschakeld. Soms wordt er een slangetje ingebracht om langere tijd – ook na de operatie – pijnstillers te kunnen toedienen.
Net als bij een narcose houdt de anesthesioloog uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en temperatuur in de gaten om zo nodig de verdoving bij te kunnen sturen.
Bij grote, langdurige operaties worden plaatselijke en algehele verdoving vaak in combinatie toegepast.
Fertiliteitspreservatie
Deze behandeling kan schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid geven en daarom bieden we de mogelijkheid voor fertiliteitspreservatie.
Voorlichting bij (uitwendige) borstprotheses
In het Antoni van Leeuwenhoek kunt u elke maand informatie krijgen over uitwendige borstprotheses en deelprotheses. Deze voorlichting wordt verzorgd door vrijwilligsters van de Borstkankervereniging.
Tijdens deze bijeenkomst kunt u kennismaken met de verschillende soorten protheses en het materiaal, hoort u meer over de verkooppunten en krijgt u informatie over protheselingerie of zwemkleding. Ook is er ruimte voor vragen en ervaringen uitwisselen met lotgenoten.
Bel voor een afspraak het Centrum Patiënteninformatie.