Chirurgie bij eierstokkanker
Een behandeling bestaande uit chemotherapie en een operatie is de meest efficiënte behandeling van eierstokkanker. Met de operatie worden de beide eierstokken weggenomen, maar meestal ook de baarmoeder en het grote inwendige vetschort.
Als er een kinderwens is en de kanker nog in een vroeg stadium is en een minder kwaadaardige vorm heeft, dan is het soms mogelijk de baarmoeder en één van de eierstokken te behouden. Of dit kan, ziet de chirurg pas tijdens de operatie.
Meer informatie
Hoe gaat de operatie van eierstokkanker in zijn werk?
Voorafgaand aan deze operatie krijgt u een preoperatieve screening. Voor de operatie krijgt een ruggenprik waarbij alleen uw onderlichaam verdoofd wordt of u gaat geheel onder narcose.
De operatie van de eierstokken is een open operatie waarbij u een snede in de onder- en bovenbuik krijgt vanaf uw schaambeen, soms tot aan het borstbeen. Zo kan de chirurg uw hele onderbuik inspecteren. Hij of zij verwijdert uw baarmoeder, de beide eierstokken en het vetschort.
Er wordt zoveel mogelijk van het tumorweefsel weggenomen. Bij uitzaaiingen kan dit betekenen dat ook delen van bijvoorbeeld uw darmen, milt, lever of blaas verwijderd worden.
In sommige gevallen is het niet verantwoord om verder te opereren. U krijgt dan eerst chemotherapie om de tumor zoveel mogelijk te verkleinen. Daarna wordt er vaak alsnog een poging ondernomen om de tumor operatief te verwijderen.
Effectiviteit
Na de operatie kan de tumor helemaal zijn verwijderd. Het kan ook zijn dat er een deel is achtergebleven en dat dit verder behandeld moet worden met chemotherapie.
Soms komt het voor dat het tumorweefsel zo uitgebreid is dat er te weinig weggehaald kan worden. Dan moet de chemotherapie het (meeste) werk doen en zult u hiermee starten, of (indien u al chemotherapie heeft gehad) hiermee in een soms aangepaste vorm doorgaan. Daarna wordt vaak, als de tumor verder is afgenomen, opnieuw een operatie gepland om de tumor alsnog te verwijderen.
Preoperatieve screening
Voorafgaand aan uw operatie heeft u een afspraak met de anesthesioloog op de polikliniek voor een gesprek en kort onderzoek naar uw lichamelijk conditie en eventuele bijzonderheden. De spreekuurassistente meet bij u de hartslag en bloeddruk en vraagt naar uw lengte en gewicht; zo nodig worden deze gemeten.
Deze preoperatieve screening duurt ongeveer 20 minuten en vormt de basis voor het anesthesieplan. De anesthesioloog beluistert uw longen en uw hart. Daarnaast wordt uw mond en keel geïnspecteerd voor het beademingsbuisje dat bij de narcose in uw luchtpijp zal worden geplaatst. Ook vraagt de anesthesioloog u naar:
- Of u eerder onder verdoving bent geweest
- Welke aandoeningen u nog meer hebt
- Of u al eerder kankermedicijnen heeft gehad
- Of u al eerder bestraald bent
- Welke allergieën u heeft
- Of u rookt
- Of u alcohol gebruikt
- Welke medicijnen u gebruikt
Het is daarom van groot belang dat u precies kunt aangeven welke medicijnen u hoe vaak en in welke dosering gebruikt. Als er aanleiding voor is, krijgt u mogelijk nog meer onderzoeken. Dat kunnen zijn: een elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje), een röntgenfoto van uw longen, een longfunctieonderzoek of bloedonderzoek.
Narcose en plaatselijke verdoving
Anesthesie bestaat uit narcose, een plaatselijke verdoving of een combinatie van beide. Bij een narcose bent u helemaal buiten bewustzijn. Bij een plaatselijke verdoving wordt een deel van uw lichaam gevoelloos en bewegingsloos gemaakt.
Narcose
Als u onder narcose gaat, is uw hele lichaam verdoofd. U bent tijdelijk buiten bewustzijn. De narcosemiddelen bestaan uit een slaapmiddel, een pijnstiller en soms een spierverslappend middel. U krijgt het toegediend via een infuus en dan valt u binnen een halve minuut in slaap. U wordt tijdens de hele narcose beademd.
Zodra u slaapt, brengen we daarom bij grote operaties via uw mond een beademingsbuis in uw luchtpijp; bij kleinere operaties wordt er doorgaans een kapje achter in uw keel op de ingang van de luchtpijp geplaatst. Bovendien houden we met bewakingsapparatuur uw hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur constant in de gaten.
Plaatselijke verdoving
Wordt u plaatselijk verdoofd, dan bent u bij bewustzijn. Meestal gaat dat via een ruggenprik: het gebied onder de plaats van de ruggenprik wordt tijdelijk uitgeschakeld. Soms wordt er een slangetje ingebracht om langere tijd – ook na de operatie – pijnstillers te kunnen toedienen.
Net als bij een narcose houdt de anesthesioloog uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en temperatuur in de gaten om zo nodig de verdoving bij te kunnen sturen.
Bij grote, langdurige operaties worden plaatselijke en algehele verdoving vaak in combinatie toegepast.
Bijwerkingen en gevolgen
Door het verwijderen van de baarmoeder en de eierstokken wordt u onvruchtbaar en u komt u vervroegd in de overgang. Hierdoor kunt u last krijgen van ‘opvliegers’, overmatige transpiratie en u kunt het afwisselend warm en koud hebben. Afhankelijk van uw leeftijd kan hormoon vervanging nodig zijn of krijgt u leefregels om uw botdichtheid zo goed mogelijk te houden.
Na de operatie
Na de operatie heeft u nog een paar dagen verpleegkundige zorg nodig. We controleren regelmatig uw pols, bloeddruk en bloedverlies.
Het duurt dan nog wel een tijd voordat u weer de gewone dingen kunt doen. Neem daarom veel rust. U blijft de komende 5 jaar onder controle.
Behoud van vruchtbaarheid voor start behandeling
Deze behandeling kan schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid geven en daarom bieden in samenwerking met het Amsterdam UMC/ Locatie AMC en het LUMC de mogelijkheid voor fertiliteitspreservatie. Ten gevolge van de behandeling kunt u vervroegd in de overgang raken. Het voorkomen of behandelen hiervan wordt besproken door uw behandelend arts.