Chirurgie bij sarcomen
Sarcomen zijn kwaadaardige wekedelentumoren. Deze gezwellen geven meestal weinig klachten, vaak pas in een laat stadium. Hierdoor kunnen ze flink groot groeien voor ze opgemerkt worden. De agressiviteit van de meer dan 50 verschillende soorten sarcoom kan erg verschillen. Welke behandeling u nodig heeft, is onder andere hiervan afhankelijk.
Volledige operatieve verwijdering van de tumor is de basis van een effectieve behandeling. Samen met de tumor verwijderen we meestal ook een deel gezond weefsel rond de tumor. Bij veel typen sarcoom is het daarnaast nodig u te bestralen, meestal vóór de operatie. Zo kunnen we het terugkomen van de ziekte zo goed mogelijk proberen te voorkomen. Bepaalde agressieve typen sarcoom zijn ook gevoelig voor chemotherapie. Hiermee kunnen we het verhoogde risico op afstandsuitzaaiingen verkleinen en de kans op volledig herstel verbeteren.
Meer informatie
Hoe gaat de behandeling in zijn werk?
Het doel van de operatie is de tumor zo goed mogelijk te verwijderen met behoud van zoveel mogelijk functie.
Bij de operatie zal de tumor zo ruim mogelijk verwijderd worden, waarbij het biopsiekanaal en belangrijke structuren, zoals spieren, bloedvaten en zenuwen, mee verwijderd worden als de tumor een directe ingroei in of relatie met die structuren heeft. Als bloedvaten en zenuwen alleen opzij gedrukt worden maar niet aangetast zijn, zal (mits verantwoord) geprobeerd worden deze zoveel mogelijk te sparen.
Bij sommige typen (bijvoorbeeld het DermatoFibroSarcoma Protuberans) wordt meestal geen bestraling vooraf verricht, maar moet de afwijking wel heel ruim verwijderd worden. Onder narcose zal dan rond de tumor een veiligheidsmarge van meerdere centimeters genomen worden. Om het grote wonddefect te sluiten neemt de plastisch chirurg dan ook vaak deel aan de operatie en zal middels verplaatsing van huid of bedekking met een spier en huid van elders in het lichaam tot sluiting van de wond komen.
Ook en juist als er tevoren wel bestraling heeft plaatsgevonden, en er door de ruime verwijdering van de tumor een grote leegte in het wondgebied ontstaat, neemt de plastisch chirurg deel om de lege ruimte te helpen opvullen veelal met een gezonde (niet bestraalde) spier uit de omgeving of van elders in het lichaam.
Voor sarcomen in de buik betekent zo ruim mogelijke verwijdering dat het orgaan waarin de tumor zich bevindt, of wat er direct tegenaan ligt, nogal eens mee verwijderd moet worden. Zo kan bv voor een (heel vaak) grote vettumor (Liposarcoom) in het achterste deel van de buikholte nodig zijn ook een nier en een deel van de dikke darm te verwijderen. Soms moet een belangrijk deel van de grote bloedvaten achter in de buik mee verwijderd en vervangen worden.
Effectiviteit
De verschillende typen sarcoom hebben verschillende prognoses en een verschillend verloop. Met een optimale lokale behandeling is de kans op succesvolle controle meer dan 80%. Dit is mede afhankelijk van de plaats, de uitgebreidheid en de agressiviteit van de tumor. De kans op uitzaaiingen is vooral afhankelijk van de agressiviteit van het type en kan variëren van minder dan 5% tot wel 50%.
Een succesvol uitgevoerde eerste behandeling maakt de kans op het terugkeren van de ziekte kleiner. Het terugkeren van een sarcoom betekent bij veel typen ook een verhoogd risico op uitzaaiingen en daardoor een slechtere prognose voor de toekomst.
Preoperatieve screening
Voorafgaand aan uw operatie heeft u een afspraak met de anesthesioloog op de polikliniek voor een gesprek en kort onderzoek naar uw lichamelijk conditie en eventuele bijzonderheden. De spreekuurassistente meet bij u de hartslag en bloeddruk en vraagt naar uw lengte en gewicht; zo nodig worden deze gemeten.
Deze preoperatieve screening duurt ongeveer 20 minuten en vormt de basis voor het anesthesieplan. De anesthesioloog beluistert uw longen en uw hart. Daarnaast wordt uw mond en keel geïnspecteerd voor het beademingsbuisje dat bij de narcose in uw luchtpijp zal worden geplaatst. Ook vraagt de anesthesioloog u naar:
- Of u eerder onder verdoving bent geweest
- Welke aandoeningen u nog meer hebt
- Of u al eerder kankermedicijnen heeft gehad
- Of u al eerder bestraald bent
- Welke allergieën u heeft
- Of u rookt
- Of u alcohol gebruikt
- Welke medicijnen u gebruikt
Het is daarom van groot belang dat u precies kunt aangeven welke medicijnen u hoe vaak en in welke dosering gebruikt. Als er aanleiding voor is, krijgt u mogelijk nog meer onderzoeken. Dat kunnen zijn: een elektrocardiogram (ECG of hartfilmpje), een röntgenfoto van uw longen, een longfunctieonderzoek of bloedonderzoek.
Narcose en/of plaatselijke verdoving
Anesthesie bestaat uit narcose, een plaatselijke verdoving of een combinatie van beide.
Narcose
Als u onder narcose gaat, is uw hele lichaam verdoofd. U bent tijdelijk buiten bewustzijn. De narcosemiddelen bestaan uit een slaapmiddel, een pijnstiller en soms een spierverslappend middel. U krijgt het toegediend via een infuus en dan valt u binnen een halve minuut in slaap. U wordt tijdens de hele narcose beademd.
Zodra u slaapt, brengen we daarom bij grote operaties via uw mond een beademingsbuis in uw luchtpijp; bij kleinere operaties wordt er doorgaans een kapje achter in uw keel op de ingang van de luchtpijp geplaatst. Bovendien houden we met bewakingsapparatuur uw hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur constant in de gaten.
Plaatselijke verdoving
Wordt u plaatselijk verdoofd, dan bent u bij bewustzijn. Meestal gaat dat via een ruggenprik: het gebied onder de plaats van de ruggenprik wordt tijdelijk uitgeschakeld. Soms wordt er een slangetje ingebracht om langere tijd – ook na de operatie – pijnstillers te kunnen toedienen.
Net als bij een narcose houdt de anesthesioloog uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en temperatuur in de gaten om zo nodig de verdoving bij te kunnen sturen.
Bij grote, langdurige operaties worden plaatselijke en algehele verdoving vaak in combinatie toegepast.
Bijwerkingen en gevolgen
Bij een optimale behandeling hoort ook een zo optimaal mogelijke (rest)functie van het gebied rondom de tumor. Toch is functievermindering of functieverlies niet altijd te voorkomen. Bij een combinatiebehandeling van operatie en bestraling veroorzaakt achteraf bestralen later meer en ernstigere restproblemen in de bestraalde gebieden dan wanneer de bestraling voorafgaat aan operatie.
Daarentegen zijn op de korte termijn de wondgenezingsstoornissen na voorbestraling groter. Maar deze problemen zijn meestal goed oplosbaar en van kortere duur. Ook geeft bestraling vooraf minder late gevolgen.
Na de operatie
Bij operaties waarbij bijvoorbeeld darmvoorbereiding nodig is, wordt u de dag voor de operatie opgenomen. In andere gevallen meestal pas op de ochtend van operatie. Voor operaties aan de armen, benen en romp is het verblijf gemiddeld een week. Bij kleinere operaties kan dat korter zijn. Opname voor operaties aan de borst of buikholte duurt afhankelijk van de ingreep meestal iets langer dan een week.
Goede pijnbestrijding na de operatie, expertise in de postoperatieve verpleegkundige en fysiotherapeutische begeleiding zijn dan ook essentieel in het streven naar zo vlot mogelijk herstel na een operatie.
Het verwijderde sarcoom zal door de patholoog wederom beoordeeld worden. De uitslag van dit onderzoek kan afhankelijk van welke weefseltesten nodig zijn om de tumor te classificeren en graderen 5-21 dagen op zich laten wachten. U krijgt de uitslag of nog tijdens uw verblijf of later op de polikliniek teruggekoppeld.
Meestal bestaat de nacontrole uit bezoeken om de 4 maanden, vaak met een longfoto, gedurende de eerste 2 jaar. Daarna krijgt u halfjaarlijks en vanaf 5 jaar jaarlijks een controle, tot 10 jaar na de behandeling. Ook maken we meestal een CT-scan of MRI-scan 2 tot 4 maanden na het einde van de behandeling als uitgangsbeeld voor follow up.