Jodiumtherapie
Radioactief jodium (Jodium-131) wordt gebruikt om de weefselresten (na chirurgische verwijdering) en/of uitzaaiingen van schildklierkanker te behandelen. Schildkliercellen nemen van nature het grootste deel van het jodium in het lichaam op. Wat de schildkliercellen niet opnemen komt met de urine en ontlasting weer uit het lichaam.
Meer informatie
Aanvullende onderzoeken en polikliniek
In sommige gevallen wordt 1-2 weken voorafgaand aan de behandeling een scan (pre-ablatie scintigram) gemaakt. Deze scan wordt gebruikt om te bepalen hoeveel schildklierrest na de operatie er nog is en hoe hoog de dosis van het radioactief jodium moet zijn.
Voorafgaand aan de therapie wordt bloed afgenomen. Hierbij is met name de TSH-waarde belangrijk ter bevestiging dat de schildkliercellen voldoende jodium zullen opnemen. Ook wordt er gekeken of u niet zwanger bent omdat een behandeling met radioactief jodium in dat geval wordt afgeraden.
Kort voor de behandeling wordt op de polikliniek nucleaire geneeskunde met u besproken wat de therapie precies inhoudt en heeft u de mogelijk om vragen te stellen.
Voorbereiding op de behandeling
Afhankelijk van uw persoonlijke situatie wordt besloten wanneer u schildklierhormoon (thyrax, euthyrox, cytomel) gaat gebruiken en of u deze gedurende 2-4 weken voorafgaande aan de behandeling (tijdelijk) zult moeten staken. Dit wordt met u besproken op de polikliniek. Overige medicatie mag u meenemen naar het ziekenhuis en zoals normaal gebruiken.
Gedurende 7 dagen voor en 1 dag na de behandeling behoort u zo min mogelijk (niet-radioactief) jodium te gebruiken, dit doet u door een jodiumarm dieet te volgen. U krijgt een folder hierover.
De behandeling
U wordt verzocht voorafgaande aan de behandeling minimaal 4 uren nuchter te zijn. Medicijnen en kleine beetjes water mogen wel worden ingenomen.
Na bloedafname mag u naar verpleegafdeling van de nucleaire geneeskunde, 6B, waar u een gesprek krijgt me de verpleegkundige. U verblijft in een afgeschermde ‘stralingskamer’.
Als de bloedresultaten bekend zijn, zal de nucleair geneeskundige u het radioactieve jodium in de vorm van een capsule geven met een bekertje water. Een uur later mag u weer (jodiumarm) eten en drinken. U wordt aangeraden veel te drinken en regelmatig te plassen op de dag van behandeling en de dag erna.
Vanaf 24 uur na de behandeling kunt u weer alles eten en drinken. Ook mag u het schildklierhormoon (her)starten, indien deze gestaakt is.
Afhankelijk van de hoeveelheid straling verblijft u 1 tot 3 dagen op de afdeling nucleaire geneeskunde. Gedurende de opname bent u alleen op uw kamer en mag u geen bezoek ontvangen.
Straling en leefregels
In de week na de behandeling moet u rekening houden met de straling welke door het Jodium-131 in het lichaam wordt afgegeven. U moet dan afstand houden van andere mensen, vooral van kinderen en zwangere vrouwen.
Het Jodium-131 wordt ook uitgescheiden door het lichaam, voornamelijk via de urine, daarom moet u in de periode na de behandeling rekening houden met extra hygiënemaatregelen.
In verband met de straling mag u absoluut niet zwanger zijn of borstvoeding geven tijdens de behandeling.
Uw behandelend specialist zal deze eenvoudig te volgen maatregelen met u doornemen en u krijgt deze ‘leefregels’ voorafgaande aan de behandeling thuis gestuurd.
Bijwerkingen en gevolgen
Deze behandeling geeft meestal weinig tot geen bijwerkingen. Bij hogere doseringen kan men wat misselijk worden. Hiertegen kunt u medicijnen krijgen.
Soms ontstaat er milde keelpijn en pijn aan de speekselklieren. Zeldzame bijwerkingen van radioactief jodium zijn veranderde of verminderde smaak en droge mond, welke meestal na enige tijd vanzelf herstellen. Om de kans hierop te verminderen wordt u aangeraden om vanaf 24 uur na de behandeling de speekselklieren te stimuleren door bijvoorbeeld zuurtjes of kauwgom te gebruiken.
Na de behandeling
Ongeveer een week na de behandeling komt u naar de afdeling nucleaire geneeskunde voor een scan (post-therapie scintigram).
Enkele weken na de behandeling heeft u een (telefonische) afspraak met de nucleair geneeskundige om de behandeling en de scan te bespreken.
Vervolgens zal de internist uw controles weer overnemen.