Grofweg 1 op de 10 darmkankerpatiënten heeft een BRAF-mutatie en daardoor een relatief slecht vooruitzicht. In tegenstelling tot huidkankerpatiënten met diezelfde mutatie, werkt een medicijn dat BRAF gericht remt niet zo goed bij darmkankerpatiënten. In 2012 ontdekten onderzoeker René Bernards en collega's van het Antoni van Leeuwenhoek waarom darmkankercellen ongevoelig zijn voor BRAF-remming door een omweg te nemen via de epidermale-groeifactorreceptor EGFR (zie illustratie). Geef darmkankerpatiënten een combinatie van zo'n BRAF-remmer en een EGFR-remmer, was hun aanbeveling daarom.
Triple-therapie
Na een eerste, succesvolle patiëntenstudie in het Antoni van Leeuwenhoek loopt er momenteel een groot internationaal onderzoek bij ruim 200 ziekenhuizen. In dit onderzoek behandelen artsen patiënten met uitgezaaide darmkanker en een BRAF-mutatie met drie medicijnen tegelijk: encorafenib, binimetinib en cetuximab. De eerste twee middelen remmen de kinases BRAF en MEK, de derde remt de EGFR-receptor.
De tussentijdse resultaten van deze triple-therapie zijn zo hoopgevend dat de Amerikaanse geneesmiddelenautoriteit FDA de behandeling een zogenoemde breakthrough therapy designation heeft gegeven, wat wil zeggen dat ze haast zal maken met de registratie van de medicijncombi zodra de studie klaar is. In Europa gaat de organisatie EMA daarover.
Intelligent gekozen
"Deze patiënten reageren dus goed op de triple-therapie", zegt Bernards. "Dit laat zien dat intelligent gekozen combinaties van geneesmiddelen, gebaseerd op solide wetenschappelijke kennis over hoe de cel werkt, niet alleen in cellen en muizen werken maar ook in patiënten."
Ook in het Antoni van Leeuwenhoek loopt de internationale studie naar de triple-therapie. Patiënten met uitgezaaide darmkanker en een BRAF-mutatie krijgen daarin ofwel de standaardbehandeling, ofwel de BRAF-remmer encorafenib in combinatie met de EGFR-remmer cetuximab, ofwel de triple therapie. De studie in het Antoni van Leeuwenhoek sluit naar verwachting eind 2018.