Basis voor behandeling op maat bij blaaskanker
Het onderzoek, dat Laura Mertens in Barcelona presenteerde, gaat over blaaskanker, is translationeel, en legt een solide basis voor behandeling op maat van de patiënt met een doelgerichte therapie.
Hoofdpersoon in het onderzoek is het groeifactor-gen FGFR3, een gen dat vaak een rol speelt bij blaaskanker. Van Rhijn werkt al aan dit gen sinds zijn promotie in 2000. Vanuit klinisch oogpunt is het een interessant oncogen, want mutaties in dit gen veroorzaken weliswaar kanker maar worden ook geassocieerd met een gunstige prognose. Bovendien valt het eiwit FGFR3, waarvoor het gen FGFR3 codeert, op verschillende manieren te remmen met doelgericht medicijnen.
1.000 cystectomieën
'Maar de behandeling van patiënten met anti-FGFR3 staat nog in de kinderschoenen', zegt Bas van Rhijn. Daarom zette hij een onderzoek op met inmiddels acht andere centra in Europa en Canada. De onderzoekers analyseerden weefsel van 1000 patiënten die een cystectomie hadden ondergaan. Hiermee wilden ze erachter komen welke patiënten de meeste kans hebben om goed te reageren op een doelgerichte remmer van het FGFR3-eiwit.
Overexpressie van eiwit zonder genmutatie
Wat het vraagstuk gecompliceerd maakte, is dat over-expressie van het FGFR3-eiwit óók voorkomt bij patiënten met invasieve blaaskanker die helemaal geen mutaties in het gen hebben. De onderzoekers ontdekten dat deze groep patiënten een slechtere prognose heeft en waarschijnlijk geen baat zal hebben bij een doelgerichte therapie die het eiwit remt.
Patiënten met mutatie zullen mogelijk goed reageren
Patiënten bij wie over-expressie van het eiwit veroorzaakt wordt door mutaties in het FGFR3-gen, zullen daarentegen waarschijnlijk wel baat hebben bij een doelgerichte therapie. 'Hiermee weten we nu dat we 5 tot 10 procent van de patiënten met invasieve blaaskanker kunnen behandelen met een doelgerichte therapie', zegt van Rhijn. 'Dit is extra belangrijke kennis, omdat recent onderzoek heeft laten zien dat mensen met een mutatie in dit gen minder goed zullen reageren op chemotherapie en immuuntherapie.'
Van Rhijn denkt dat het onderzoek de 1e prijs won omdat het veel in zich heeft: 'Het is klinisch toepasbaar, én moleculair, én we hadden dat hoge aantal cystectomieën.' Laura Mertens is de publicatie over dit onderzoek aan het schrijven.