Werken tussen hoop en vrees

7 aug. 2019 10:00

Het Antoni van Leeuwenhoek is ziekenhuis en onderzoeksinstituut ineen, gespecialiseerd in kanker. Een portret in acht gesprekken.

Zoals haar patiënten laveren tussen hoop en vrees, zo is het werk van Neeltje Steeghs, hoofd Fase I/Farmacologie in het Antoni van Leeuwenhoek. Op haar afdeling worden nieuwe medicijnen, andere of combinaties daarvan uitgeprobeerd. Dat gebeurt op basis van beloftevolle onderzoeksresultaten in het laboratorium. Maar de werkelijkheid is meestal weerbarstiger.

Steeghs ziet patiënten voor wie de prognoses al heel somber zijn. „Ze zijn uitbehandeld. Soms ben je inderdaad hun laatste strohalm. De testen waar ze aan meedoen zijn zwaar. En de kans dat het iets oplevert, is klein.” Toen Steeghs bij het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam kwam solliciteren, zag ze dat er op haar cv twee dingen waren omcirkeld, met een uitroepteken ernaast: haar leeftijd (29 destijds), en haar kinderen (drie). „Voltooid gezin, had ik erbij geschreven”, zegt ze met een lach. „Ze vroegen zich af waar ik de tijd vandaan had gehaald om geneeskunde te studeren, te werken, te promoveren en een gezin te stichten, en dat allemaal voor mijn 29e.”

Neeltje Steeghs Foto Van Erna Faust
Mensen kunnen ook een heel altruïstisch motief hebben: als het hun niet meer helpt, helpt het anderen misschien wel.
Neeltje Steeghs Hoofd Fase I/Farmacologie
Tijd

Dat kun je je inderdaad afvragen ook als je haar inmiddels weer aardig wat verder uitgedijde cv overziet. Alsof haar dagen geen 24 uur hebben, maar 25. Jaar in, jaar uit. „Ik had een stelling in mijn proefschrift: Er is nooit een gebrek aan tijd, hooguit aan slaap. De jongste kreeg ik toen ik bezig was met mijn promotieonderzoek. Een dag na de bevalling zat ik in bed te werken. Mijn kind lag in de wieg ernaast. Mijn moeder verklaarde me voor gek. ’Hij slaapt toch?’, zei ik. Ik vond het geen enkel issue.” Neeltje Steeghs (41) woont samen met haar man en hun drie zoons (12,14 en 16) in Leiderdorp. Behalve dus hoofd van de afdeling Farmacologie is Steeghs internist-oncoloog (de opleiding daarvoor deed ze tegelijk met haar promotieonderzoek) en schoolde ze zich in het Nederlands Kanker Instituut verder tot klinisch farmacoloog. Ook bezet ze diverse nevenfuncties in haar vakgebied. Ze studeerde biomedische wetenschappen en geneeskunde in Leiden. „Ik zocht een studie die heel sociaal was, en verder móet ik mijn hersenen gebruiken”, zegt ze over haar scholing. „Ik wil puzzelen.”

Drijfveer

Die drijfveer bepaalde ook haar specialisatie(s) in de oncologie. „Huisarts wilde ik niet worden want op het moment dat er echt iets is, raak ik mijn patiënten kwijt aan een specialist. En ik heb getwijfeld over werken met kinderen in de oncologie. Maar kanker bij kinderen vond ik zo ingewikkeld. Ik merkte dat ouders met behandelingen verder wilden gaan dan het kind, en dat zij de besluiten nemen. In de oncologie zie je de meeste veranderingen, de meeste vernieuwingen. En de wetenschap heeft er nog zoveel te winnen.” De afdeling Farmacologie werkt voor een groot deel aan zoals dat heet ’Fase 1-studies’. Daarvan lopen er nu zo’n zestig tegelijk, die worden verdeeld onder de vijf artsen. Naast de artsen werkt nog een grote groep aan andere professionals in het team om de patiënten en studies te begeleiden. Steeghs heeft zelf zo’n 40 studies onder haar hoede. Verontschuldigend: „We werken nog aan een betere verdeling. We hebben er net twee dokters bij. Die moet je niet meteen in het diepe gooien.” „Een Fase 1-studie is de eerste keer dat we een nieuw medicijn, of een combinatie van medicijnen, in mensen testen”, legt de internist oncoloog uit. „Je bent op zo’n moment eigenlijk nog niet eens aan het onderzoeken of het wel werkt. Meer: hoeveel moeten we toedienen, hoe, en hoe vaak? Wat komen we aan bijwerkingen tegen? We hopen tot een dosering te komen die te verdragen is, en te stuiten op een hint van werkzaamheid.”

Nauw

Zo’n dosering luistert heel nauw. Medicatie op maat: voor Steeghs is het een mantra. Onder haar verantwoordelijkheid loopt nu belangwekkend onderzoek, dat de logica en het nut ervan moeten gaan aantonen. „Ongeveer de helft van de patiënten krijgt nu niet de juiste dosering. Dat moet veel beter kunnen.” „Laat ik twee patiënten als voorbeeld nemen. Ze zaten allebei op 800 milligram pazopanib de voorgeschreven dosis. De een kreeg het voor een weke-delentumor, de ander voor nierkanker. Maar de eerste patiënt kreeg na twee weken zó veel bijwerkingen, dat ging helemaal niet goed. Ze moest opgenomen worden. Ze had een torenhoge spiegel van pazopanib in haar bloed. Eerst dachten we: We stoppen. Dit gaan we niet nog een keer doen. Alleen: het is wel het medicijn waarbij je de meeste kans maakt op verbetering. Toen zijn we 200 milligram om de dag gaan geven, en bleek ze nog steeds ruim in haar bloedspiegelwaarden te zitten. En deze dosering kon ze wel verdragen.” „De ander bleef juist heel laag zitten”, aldus Steeghs. „Voor deze patiënt zijn we steeds verder gaan ophogen. We zijn op 1800 milligram per dag uitgekomen, zonder verdere bijwerkingen. Hij kwam uiteindelijk op precies dezelfde bloedspiegel uit.” Steeghs schudt het hoofd op de vraag of deze twee patiënten nog leven. „Het is niet zaligmakend”, zegt de oncoloog. Hun vooruitzichten waren al niet best, geeft Steeghs als uitleg: bij een uitgezaaid weke-delensarcoom leef je gemiddeld nog twaalf maanden. Bij niercelkanker anderhalf jaar. Medicatie kan het leven verlengen, en/of de effecten van de ziekte verzachten. Maar zolang genezing niet mogelijk is: „Op een gegeven moment worden de tumorcellen resistent.”

Uitzaaiingen

Patiënten met wie Steeghs en haar collega’s werken, hebben stadium vier van kanker. Dat betekent (doorgaans): uitzaaiingen, en geen kans (meer) op genezing. Die mensen dus geeft de afdeling Fase I/Farmacologie een sprankje hoop. Niet meer. „Dat is heftig. Het heftigst vind ik het als ik mensen niet meer kan helpen, zeker als ik een lange band met ze heb opgebouwd en je er dan achter komt dat het echt is uitgewerkt. Je moet ze dat vertellen. Of ik vind het zo erg voor de verpleegkundigen, die ik dan moet troosten en begeleiden.”

„Oók heftig is, is als het ineens heel goed gaat. Er komt al negen jaar iemand helemaal uit Limburg hierheen. Ze ondergaat steeds alles, biopten, bloedonderzoek, medicatie; zonder één probleem. Ze heeft het erfelijk borstkankergen, gebruikt olaparib. Ze is al negen jaar in remissie.” „Ze had eerder haar man al verloren. Haar zoon zei: ’Mama, ik kan niet ook nog zonder jou’. Haar oudere zus, die het gen ook heeft, was niet in voldoende conditie om de behandeling te mogen krijgen. Zij is overleden. Deze vrouw heeft het eindexamen van haar zoon meegemaakt, zijn studie en nu gaat hij trouwen.” Het verhaal van de Limburgse zussen geeft het al aan: niet iedereen mag meedoen aan een Fase 1-studie. „Het is zeer intensief. Biopten, scans, bloedonderzoek, het 'inregelen’ van de dosering, de bijwerkingen, de onzekerheid maar tien procent van wat ik geef, werkt: mensen moeten er wel tegen kunnen en in goede conditie zijn. Je moet beslissingen over jezelf kunnen, en durven nemen. Je krijgt te maken met einde-leven vraagstukken. Wat wil ik nog?”

„Ja, soms zijn patiënten heel boos als ze niet toegelaten worden. We hebben de wereld steeds maakbaarder gemaakt; steeds meer mensen denken dat het leven maakbaar is.” „Maar we hebben vooral heel veel tevreden patiënten. Natuurlijk hebben de meesten wel de hoop dat een experimentele behandeling toch iets oplevert. Tegelijk beseffen ze best dat ze er niet altijd wat aan zullen hebben. Mensen kunnen ook een heel altruïstisch motief hebben: als het hen niet meer helpt, helpt het anderen misschien wel. Sommigen zijn al weer heel blij als ze vier maanden extra krijgen, terwijl anderen denken: dit is zo zwaar, daar begin ik niet meer aan.”

Strikt

„Fase studies zijn strikt gereguleerd, maar af en toe worden echt extreem veel veiligheidscontroles ingebouwd. Patiënten die een nieuw medicijn krijgen, moeten natuurlijk niet zwanger worden. Maar het is onzinnig om elke week een zwangerschapstest te doen. Het moet, want in Amerika heb je anders meteen een claim aan broek. Of dat mensen nuchter moeten zijn voor inname van het nieuwe medicijn, maar voor we zover zijn, met alle tests en veiligheidscontroles in het ziekenhuis is een patiënt soms al zes uur verder. Dat is voor patiënten bijna niet te doen.” „Tegelijk gebeurt er ook heel veel goeds in de samenwerking met de farmaceutische bedrijven, ook financieel. Want onze wetenschappers kunnen niet alles. Dat is niet te betalen.” ‘Het mooiste’ vindt Steeghs het als een eigen studie in het Antoni van Leeuwenhoek, die zo pril begint, heel ver komt, of zelfs ‘de eindstreep haalt’. „Je weet waar het vandaan komt, het zijn onze eigen mensen, en je weet dat het klopt, wat we hebben ontdekt. Daar kunnen we met z’n allen zo ontzettend trots op zijn.”

Medicatie op maat

Het Nederlands Kankerinstituut (NKI) is het onderzoeksinstituut van het Antoni van Leeuwenhoek en hoopt door de ziekte beter te begrijpen betere behandelingen te vinden.

Het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam is een van de toptien Comprehensive Cancer Centers in Europa: centra met oncologische zorg en onderzoek onder één dak. In het NKI werken ruim 700 wetenschappers. Neeltje Steeghs is internist oncoloog en klinisch farmacoloog en geeft leiding aan de afdeling Farmacologie. Ze promoveerde in 2009 op onderzoek naar doelgerichte therapie in de oncologie. Medicatie op maat is een van haar speerpunten. Steeghs is lid van de commissie BOM van haar vakorganisatie NVMO, die nieuwe geneesmiddelen beoordeelt en daarnaast bestuurslid bij de Dutch Pharmacology Oncology Group (DPOG).

"Mensen kunnen ook een heel altruïstisch motief hebben: als het hun niet meer helpt, helpt het anderen misschien wel."

Dit is het vijfde artikel van een serie van acht over het Nederlands Kanker Instituut, het onderzoeksinstituut van het Antoni van Leeuwenhoek. De serie geeft een kijkje achter de schermen van het NKI waar zo’n 700 onderzoekers werken aan de opheldering van het probleem kanker. Samen met de artsen vinden zij steeds meer nieuwe aanknopingspunten voor behandeling.

Bron: Noordhollands Dagblad, katern FIT
Dit artikel verscheen ook in het Haarlems Dagblad, Gooi- en Eemlander en Leidsch Dagblad
© Holland Media Combinatie

Deze website maakt gebruik van cookies

Op onze website plaatsen we cookies om het gebruikersgemak van onze website te verbeteren. Deze cookies zijn essentieel voor een goede werking van onze website.

Functioneel
[2]
  • Microsoft Clarity
    Door plaatsing van deze cookies krijgen wij als organisatie geanonimiseerd informatie over het gebruik van website en waar de websitebezoekers vandaan komen.
  • Virtuele tours
    Door plaatsing van deze cookie gaan we misbruik van deze content tegen.

Voorkeuren aanpassen