Borstkankerchirurg Hester Oldenburg in Plus Magazine: ‘Wacht niet als je iets verdachts voelt in je borst’
7 apr. 2021 14:58
Eén op de zeven vrouwen krijgt in haar leven te maken met borstkanker. Borstkankerchirurg Hester Oldenburg kan erover meepraten: zij werd twee keer door de ziekte getroffen. “Ik begrijp nu nog beter wat mijn patiënten doormaken.”
Ze had al duizenden vrouwen geopereerd, toen chirurg Hester Oldenburg in 2007 zelf te horen kreeg dat ze borstkanker had. Precies in het jaar dat Het borstkankerboek verscheen, de ‘bijbel’ over de ziekte die Oldenburg samen met collega-chirurg Marie-Jeanne Vrancken Peeters schreef. Onlangs verscheen er een geheel herziene versie van het boek, met als nieuwe titel: Alles over borstkanker.
De vorige versie stamde uit 2013. Wat is er sindsdien veranderd?
“Acht jaar geleden hadden we een standaardaanpak, met een operatie, chemo, bestraling en/of hormoontherapie. Daar weken we alleen in uitzonderlijke gevallen vanaf. Sindsdien is niet alleen het aantal behandelopties toegenomen, maar kiezen we ook nadrukkelijker in overleg met de patiënt de juiste mix. Dat kunnen we doen, omdat we steeds beter weten hoe verschillende vormen van borstkanker werken. En dus ook of bepaalde behandelingen zinvol zijn of niet. Soms is de conclusie dat er méér nodig is dan in de richtlijn staat. Vaak juist ook dat we dingen achterwege kunnen laten.”
“Klopt. En er zijn ook minder mensen door de huisarts verwezen naar een oncoloog. Bovendien heeft het kabinet in december besloten om – in verband met capaciteitsproblemen, mede door corona – 50-plusvrouwen tijdelijk eens in de drie jaar op te roepen in plaats van eens in de twee jaar. Dat alles baart me veel zorgen. Het risico bestaat dat mensen met kanker nu pas later in beeld komen, waardoor ze zwaardere behandelingen moeten ondergaan of zelfs niet meer te genezen zijn. Mijn advies is dan ook: wacht vooral niet als je iets verdachts aan je borst voelt en ga ermee naar de huisarts.”
“Dat is een lastig punt. Jaarlijks wordt bij meer dan tweeduizend patiënten DCIS vastgesteld: ductaal carcinoom in situ, een voorstadium van borstkanker. De kans dat die afwijkende cellen zich daadwerkelijk tot invasieve borstkanker ontwikkelen, is heel klein, zo’n 1 à 2 procent per jaar. Maar omdat we nu nog niet kunnen voorspellen welke DCIS-afwijkingen onschuldig zijn en welke later tot borstkanker leiden, behandelen we ze op dit moment meestal toch met een operatie en eventueel bestraling. Ook hiervoor geldt: als we straks meer weten over hoe DCIS zich ontwikkelt, kunnen we maatwerk bieden. Naar verwachting neemt het aantal onnodige behandelingen dan drastisch af.”
“Een van de belangrijkste is immunotherapie: een vorm van medicatie, die het eigen afweersysteem van een patiënt activeert om kankercellen gericht aan te vallen en op te ruimen. Inmiddels zijn er ook vormen van immunotherapie voor borstkanker, maar die worden voorlopig alleen nog in onderzoeksverband gebruikt. Een andere ontwikkeling is de toenemende aandacht voor leefstijl. We weten inmiddels dat postmenopauzale vrouwen met overgewicht 30 tot 40 procent méér kans op borstkanker hebben dan vrouwen met een gezond gewicht. Ook hebben vrouwen met overgewicht die borstkanker krijgen een slechtere prognose. Roken en regelmatig alcoholgebruik vergroten eveneens het risico. Daar moeten we wat mij betreft voor, tijdens en na behandeling nog veel meer op focussen.”
“Absoluut. Ik begrijp nog beter wat vrouwen doormaken. Hoe zwak je je kunt voelen, hoe bang je kunt zijn, hoe lastig het is om in zo’n situatie informatie op te nemen. Zelfs als je, zoals ik, ontzettend veel over de ziekte weet. Wij dokters vinden het snel als we iemand binnen vijf dagen een uitslag kunnen geven. Maar voor een patiënt is dat een eeuwigheid, weet ik nu. Na een borstsparende operatie in 2007 kreeg ik radiotherapie. Net als veel vrouwen dacht ik: doe ik er wel even bij. Eenmaal onder het bestralingsapparaat sloeg de paniek echter toe. Ik word beschadigd, dit wil ik niet, schoot er door mijn hoofd. De rationele dokter in mij was helemaal weg. De chirurg en de radiotherapeut hebben toen met me gepraat, me terug op mijn benen gezet. Uiteindelijk heb ik de bestraling afgemaakt.”
“Meer dan ik dacht. In 2007 ben ik twee weken na mijn laatste bestraling weer aan het werk gegaan. Toen pas kwam de echte klap. Ineens realiseerde ik me wat er was gebeurd, wat er had kunnen gebeuren. Dat gevoel, die beklemming, had ik totaal onderschat. Alle patiëntenverhalen leken over mijzelf te gaan. Daarna ben ik drie maanden gestopt. En ik heb psychologische hulp gezocht. Om weer dokter te kunnen worden, moest ik eerst geen patiënt meer zijn.”