Jubileuminterview oncologieverpleegkundige Otto Dethmers: ‘De zorg past mij als een jas’
4 nov. 2021 16:59
De pianoman, zo noemen ze Otto Dethmers soms wel. Als oncologieverpleegkundige werkt hij deze maand alweer vijfentwintig jaar in het Antoni van Leeuwenhoek, de eerste tien jaar op de afdeling Mammachirurgie en de laatste vijftien jaar op de Dagbehandeling. ‘Dit ziekenhuis voelt als mijn tweede thuis.’
Otto begon al op zijn zeventiende in de zorg. Na de Z-opleiding, de opleiding tot verpleegkundige voor verstandelijk gehandicapten, was hij vier jaar werkzaam in deze sector. Vervolgens besloot hij de A-opleiding te gaan doen in Amsterdam, bij het toenmalige AZVU. In 1990 werkte hij via een uitzendbureau in ongeveer alle Amsterdamse ziekenhuizen. Ondertussen studeerde hij Rechten aan de UvA. Deze studie brak hij voortijdig af, maar het leverde hem wel een leuke en heuse studententijd op.
Uitzendwerk
Via dat uitzendwerk kwam Otto in 1994 voor het eerst in het Antoni van Leeuwenhoek terecht, op de vierde etage van de oudbouw. ‘Johan Ensink, het toenmalige hoofd van de afdeling, deed al snel vaker een beroep op me. Ik werkte buiten de zomer, met tijdelijke contracten, om in de zomer als reisleider te kunnen werken in Sardinië, waar ik zeil/zwerftochten leidde.’
Tijdens een van die zwerftochten ontmoette Otto zijn huidige vrouw. ‘Dit was voor mij het begin van een wat stabielere tijd, samenwonen en uiteindelijk het onvermijdelijke trouwen en kinderen krijgen.’
Oncologie-opleiding
Wat aanvankelijk als bijbaantje begon, zou uiteindelijk leiden tot inmiddels vijfentwintig jaar in vaste dienst. ‘Ik merkte dat ik het hier in het ziekenhuis enorm naar mijn zin had. De zorg paste bij me als een jas. Stiekem was ik jaloers op mijn collega’s met een oncologie-opleiding. In 1996 ben ik zelf met die opleiding begonnen. Die was toentertijd nog wel heel anders dan tegenwoordig, veel schoolser, met proefwerken en toetsen.’
Zijn eindscriptie moest Otto uitwerken op een typemachine. ‘Geen ouderwetse, maar een elektronische. Zo’n Brother was in die tijd al heel modern.’
Lotgenotencontact
Zo mogelijk nog grotere verschillen zaten in het werk zelf. ‘Ruim tien jaar heb ik op de Mammachirurgie gewerkt. De vrouwen die daar destijds op de afdeling lagen moesten daar vaak een week of langer blijven vanwege de wonddrain. Je kunt je voorstellen dat veel vrouwen zich in die tijd stierlijk verveelden. Ik kan mij nog goed herinneren dat we hen regelmatig in gezelschap van andere vrouwen in de recreatiezaal aantroffen, al dan niet met een leeg flesje wijn.’
Tegenwoordig mogen patiënten vaak dezelfde dag alweer naar huis. Een groot nadeel van de tegenwoordige kort opname, vindt Otto, is dat patiënten nauwelijks nog contact maken met andere patiënten. ‘Zeker in de huidige maatschappij, waarin we allemaal steeds individualistischer zijn geworden, kan het helpen om lotgenoten te ontmoeten. Waar mogelijk probeer ik dat contact te faciliteren, probeer ik patiënten die daar behoefte aan hebben bij elkaar te brengen.’
Dagbehandeling
Na ruim tien jaar op de Mammachirurgie stapte Otto ruim vijftien jaar geleden over naar de Dagbehandeling. ‘Tijdens de zomermaanden van 2008, toen het rustig was op mijn eigen afdeling, heb ik daar enkele maanden bijgesprongen. Dat werk smaakte naar meer. Inmiddels was ik vader van twee jonge kinderen en wilde ik graag iets gelijkmatigere diensten. Het duurde wel een paar jaar voor ik mij op mijn gemak voelde tussen de zeer ervaren collega’s die daar rondliepen. Uiteindelijk werd het voor mij een heel fijne werkplek. Ik koester de sfeer en het fijne team. Voor mij voelt de Dagbehandeling als een tweede thuis.’
Muziek
Thuis voelt hij zich ook, omdat er tegenwoordig maar liefst twee vleugels in het pand staan. ‘Daar speel ik regelmatig op. In mijn eigen tijd, hoor. Dan kom ik bijvoorbeeld een uurtje eerder naar mijn werk om wat te spelen.’
Zo’n tien jaar geleden maakte Otto een eigen cd met Nederlandstalige liedjes en soms geeft hij een optreden voor de patiënten in de Glazen Zaal, georganiseerd door de Stichting Patiëntenzorg. ‘Maar ook mijn simpele spel in de centrale hal wordt gewaardeerd. Zeker in deze coronatijd zonder grote concerten merk ik dat zo’n miniconcert iets met de mensen doet. Vaak speel ik heel intuïtief, soms improviseer ik zelfs. Andere keren speel ik Mozart, Grieg of Chopin. soms droevige muziek, al sluit ik altijd vrolijk af.’