Zomerserie Het Parool deel 2: een inkijkje op de Dagbehandeling
3 aug. 2023 12:21
'We gaan deze laatste chemo vieren’
Op 26 augustus is het 300 jaar geleden dat Antoni van Leeuwenhoek stierf. In een nieuwe zesdelige serie lopen we mee met patiënten, artsen, verpleegkundigen en onderzoekers van het ziekenhuis dat vernoemd is naar de pionier in de microbiologie. Deel 2: een inkijkje op de Dagbehandeling. Dit jaar bestaat het Antoni van Leeuwenhoek 110 jaar.
ZORG
‘We hebben vandaag een vrouw die voor het eerst komt voor een chemokuur,” zegt Joyce Trapman (55), oncologieverpleegkundige van de dagbehandeling. “En er is ook een vrouw voor de laatste chemo. Dat is altijd een bijzonder moment.” Dat vindt Susan (47) zelf ook. De moeder van twee kinderen (15 en 17 jaar) begon in maart met haar behandeling. Nu ligt ze met een naald in haar arm in bed voor de zestiende stoot chemo. “Deze is gelukkig niet zo zwaar, ik verwacht vanavond thuis niet heel erg misselijk te zijn,” zegt ze. Niels (50) zit aan het bed bij Susan. Ze zijn ex-partners. Ze waren acht jaar gescheiden toen bij Suzanne borstkanker werd vastgesteld, maar Niels is nu de belangrijkste mantelzorger voor zijn ex en hun kinderen. “Het co-ouderschap ging goed en ik heb niet getwijfeld om te helpen,” zegt hij. Susan: “Niels was de eerste die ik belde toen ik mijn diagnose kreeg.”
Susan is inmiddels een veteraan op de dagbehandeling. Bloed prikken, het aanleggen van het infuus, de weg naar de wc; Trapman hoeft niets meer uit te leggen. Bij de patiënt die naast Susan komt te liggen is dat anders. “Ze was bloednerveus,” zegt Trapman tijdens haar pauze in de verpleegkundigenkamer. “Dat snap ik. Het is ook spannend.”
Trapman werkt al vijftien jaar als oncologieverpleegkundige. Ze ging in de zorg werken omdat ze betekenisvol wilde zijn. “Ik houd van het contact met patiënten,” zegt ze. “En de oncologie is een dynamisch vakgebied. Kanker is in de afgelopen periode steeds beter behandelbaar geworden.”
Lotgenotengroepje
Trapman is gewend aan nerveuze patiënten. Er zijn grofweg twee wegen naar ontspanning, weet ze. Heel goed luisteren en met de patiënt meebewegen. Of de patiënt bij de hand nemen en over de drempel helpen. “Vandaag heb ik het laatste gedaan,” zegt ze. “Ik voelde aan dat meebewegen de angst alleen maar zou verergeren. Dan is het beter als ik het heft in handen neem.” De omgang met patiënten ziet Trapman hetzelfde als de omgang met mensen in haar sociale omgeving. Soms is ze invoelend, soms resoluut, maar altijd betrokken. Trapman heeft Susan al een paar keer chemo gegeven.
De verpleegkundige weet ook dat de patiënt buiten het ziekenhuis ondersteuning heeft gezocht bij een ervaringsdeskundige van CancerConnect. “Ik had geen zin in een lotgenotengroepje met kale, huilende vrouwen,” zegt Susan. “CancerConnect is anders; online en een- op -een contact met een ex-patiënt. Zo wist ik beter wat mijn familie en ik konden verwachten. Ik kreeg heel concrete en handige informatie. Dat was heel waardevol.”
Voor lotgenoten heeft Susan nog een andere tip. “Door de chemo verloor ik mijn haar. Voordat het uitviel, heb ik het laten afknippen, zodat ik er een haarband van kon laten maken. Eigen haar voelt beter dan een pruik. Toupim, heet de organisatie die dat doet.” Hoewel ze vandaag haar laatste chemokuur krijgt, is de behandeling van Susan niet voorbij.
De tumor is in de afgelopen maanden geslonken, maar een operatie en een bestralings behandeling volgen nog. Haar type kanker is agressief, maar goed behandelbaar. Bij een eventuele terugkeer van de ziekte is de prognose echter niet gunstig; dan zijn er geen genezende behandelingen meer.
“We zitten er vrij stoïcijns in,” zegt Niels. “Angst is in deze situatie normaal, maar die emotie moet niet de overhand krijgen. We moeten ook onze zegeningen tellen. Nederland heeft in vergelijking met andere landen een goede en betaalbare gezondheidszorg. We zijn in goede handen. We proberen ons alleen te richten op de zaken waar we invloed op hebben.”
Een traan laten
“Ik ben soms bang dat ik onze kinderen niet meer oud zie worden,” zegt Susan. “Het leven is voor niemand vanzelfsprekend, omdat je vandaag nog onder de tram kunt komen. Maar met mijn ziekte is het leven nog minder vanzelfsprekend. Daarom gaan we deze laatste chemokuur vieren. We gaan lekker eten. Thuis. Iedereen mag bestellen wat ie wil, al moeten er vier verschillende bezorgers komen. Uit eten is ook leuk, maar dat vind ik te zwaar.”
Trapman koppelt het infuus af. Ze vraagt hoe Susan de laatste kuur heeft ervaren (‘goed te doen’) en wenst haarveel voorspoed.
“Toen ik Susan van de afdeling zag aflopen, moest ik een traan laten,” zegt Trapman. “Ik ben blij dat de behandeling er voor haar op zit. Dat maakt me emotioneel. Die tranen heeft Susan niet gezien, maar soms zien patiënten dat wel. Dat is niet erg, is mijn ervaring. Dat geeft juist verbinding.”
Trapman volgt niet hoe het verder gaat met Susan of haar andere patiënten. Het mag ook niet. Alleen behandelend artsen en verpleegkundigen mogen in het dossier kijken. Zodra mensen van de dagbehandeling af zijn, heeft ze die status niet meer. Dan geldt een blik in het dossier zelfs als overtreding.
“Soms worden we door de patiënt of door naasten wel op de hoogte gehouden van het vervolg,” zegt ze. “We krijgen geregeld taart, maar ontvangen ook weleens een rouwkaart.”