Bevlogen oncoloog die pioniert met immuuntherapie | Internist-oncoloog John Haanen in de Volkskrant
2 jan. 2025 09:00
Lange tijd waren er nauwelijks oncologen die geloofden dat het eigen immuunsysteem succesvol kan worden ingezet om kanker te bestrijden. John Haanen geloofde dat wel, hield vol en kreeg gelijk. Dit jaar ontving hij voor zijn pionierswerk twee internationale prijzen.
Jarenlang zat internist-oncoloog John Haanen op internationale congressen in bijna lege zalen te luisteren naar presentaties over immuuntherapie. De resultaten over die nieuwe vorm van kankerbehandeling waren niet erg overtuigend. ‘De allerkleinste zaal was nóg te groot, er waren nauwelijks collega’s geïnteresseerd’, vertelt hij.
Haanen was een van de weinige enthousiastelingen die erin bleef geloven. Hij had gezien dat er kankerpatiënten waren die erop reageerden, heel weinig weliswaar en ze leefden er niet langer door, maar toch: het moest mogelijk zijn om het immuunsysteem van patiënten zó krachtig te activeren dat hun lichaam zelf kankcercellen zou gaan opruimen.
Hij kreeg gelijk. Immuuntherapie is nu een geaccepteerde kankerbehandeling en Haanen wordt internationaal beschouwd als een van de pioniers daarvan.
Gefascineerd door T-cellen
Dit jaar werd zijn doorzettingsvermogen beloond. Hij kreeg twee internationale prijzen, toegekend door zijn collega’s: de Bob Pinedo Cancer Care Award en de prijs van de Europese Vereniging voor Medische Oncologie (ESMO), voor zijn hele carrière. Een loopbaan waarin hij van het begin af aan gefascineerd was door T-cellen, cellen van het immuunsysteem, die hij als jonge onderzoeker in het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam leerde klonen.
Hij groeide op in een Limburgs arbeidersgezin met vier kinderen. Zijn moeder was huisvrouw, zijn vader werkte in de Staatsmijnen en ging na de mijnsluiting aan de slag bij chemiebedrijf DSM.
John Haanen studeerde in Leiden twee jaar scheikunde, stapte over op geneeskunde, promoveerde, specialiseerde zich tot internist en werkte aanvankelijk een jaar op de intensive care van het Leidse LUMC. ‘Spannend en leerzaam’, vond hij die periode, maar het werk was hem iets te technisch.
In 1997 maakte hij de overstap naar het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam, waar hij patiëntenzorg kon combineren met onderzoekswerk in het aan dit ziekenhuis gelieerde Nederlands Kanker Instituut. Daar kwam hij op een kamer terecht met immunoloog Ton Schumacher, met wie hij intensief zou gaan samenwerken. Nog altijd delen ze een werkkamer.
Hoopgevende resultaten
In de jaren die volgden werd de afdeling immunologie steeds serieuzer genomen, voortgestuwd door de hoopgevende onderzoeksresultaten. Haanen deed met zijn team mee aan een internationale studie die voor het eerst in dertig jaar tijd aantoonde dat sommige kankerpatiënten langer bleven leven door een immuunbehandeling.
Het betekende ‘een omslag in het denken’, zegt hij. Hij herinnert zich de presentatie van de resultaten, in 2010, op het ASCO, het belangrijkste internationale oncologiecongres. In een volgepakte plenaire zaal.
Allesbepalend voor de carrière van Haanen was zijn bezoek aan het lab van de Amerikaanse kankeronderzoeker Steven Rosenberg, die een persoonlijk immuunmedicijn had ontwikkeld; hij haalde immuuncellen uit de tumor, vermenigvuldigde die tot miljarden exemplaren en gaf ze per infuus terug aan de patiënt. Die immuuncellen hebben een voorsprong, zo redeneerde Rosenberg, omdat ze de weg naar de tumor al hebben gevonden.
Wederom sceptische collega’s
Collega’s waren opnieuw sceptisch, maar Haanen raakte overtuigd. Terug in Nederland slaagde hij erin de Raad van Bestuur van het Antoni van Leeuwenhoek te overtuigen om die zogeheten TIL-behandeling zelf te gaan ontwikkelen. Typerend voor hem, zegt zijn collega Ton Schumacher: ‘Hij is uiterst bevlogen en jaagt zijn ideeën na, zelfs als de barrières aanzienlijk zijn.’
Een van Rosenbergs (Nederlandse) mede-onderzoekers verhuisde terug naar Amsterdam om met Haanen samen te werken. Het ziekenhuis liet clean rooms bouwen om de T-cellen van patiënten op te kweken. De eerste studie, bij een kleine groep patiënten met een uitgezaaid melanoom, liet al meteen resultaat zien: bij 30 procent sloeg de behandeling aan, bij twee patiënten verdween de ziekte volledig.
Waar Rosenberg na verloop van tijd stopte met klinisch onderzoek, zette Haanen door. Om de behandeling vergoed te krijgen, was een grote vergelijkende studie nodig tussen twee groepen patiënten. Dat was wereldwijd nog nooit gedaan. ‘De meeste collega’s dachten dat zo’n ingewikkeld en kostbaar onderzoek voor ons volstrekt onhaalbaar zou zijn’, zegt Schumacher, ‘maar John bracht de mensen, de expertise, en de financiering bijeen.’
Een bron van grote voldoening
De resultaten waren zo overtuigend dat Haanen en zijn collega’s twee jaar geleden toestemming kregen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg om jaarlijks voor vijftig kankerpatiënten zo’n persoonlijk T-cel medicijn te maken. De behandeling wordt vanuit de basisverzekering vergoed. Dat is uniek voor een medicijn dat door een ziekenhuis is bedacht en gemaakt. ‘Een bron van grote voldoening’, zegt hoogleraar Hergen Spits, in wiens lab Haanen als jonge onderzoeker zijn fascinatie voor T-cellen opdeed.
John Haanen is een van de weinige artsen die hoogstaand wetenschappelijk werk combineert met de zorg voor patiënten, zegt Spits. Twee keer per week ziet Haanen patiënten op zijn poli. Dat is cruciaal, zegt hij zelf, om te zien wat de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen in de praktijk betekenen.
Hij vertelt over een patiënt uit zijn allereerste onderzoek, een veertiger met een uitgezaaid melanoom. De man was opgegeven maar hij had een 4-jarige dochter die hij zo graag wilde zien opgroeien. Daarom besloot hij om de experimentele TIL-behandeling te ondergaan; een zware behandeling – met flinke bijwerkingen – waarvan het resultaat onzeker was. Binnen een paar maanden waren alle tumoren weg. Haanen ziet die patiënt nog steeds, de dochter is inmiddels bijna volwassen.