De genen
BRCA is een afkorting van het Engelse woord BReast CAncer (borstkanker). In 1994 en 1995 zijn twee belangrijke genen ontdekt die met het ontstaan van erfelijke borst- en eierstokkanker te maken hebben. Deze worden BRCA1 en BRCA2 genoemd, genen die iedereen heeft. Als er veranderingen in deze genen aanwezig zijn, is de kans op bepaalde typen kanker groter. Deze veranderingen worden mutaties genoemd.
Meer informatie
Het BRCA1-gen ligt op chromosoom 17 en BRCA2-gen op chromosoom 13. De eiwitten die door de BRCA1- en BRCA2-genen gemaakt worden, spelen een rol bij het herstel van beschadigd DNA. Als iemand een mutatie heeft in het BRCA1- of BRCA2-gen, dan herstelt het DNA niet goed en kan er ongecontroleerde groei van cellen ontstaan. Dit is een van de eigenschappen van kanker. Vrouwen die drager zijn van een erfelijke mutatie in het BRCA1- of BRCA2-gen hebben een verhoogd risico op met name borstkanker en eierstokkanker. Er zijn aanwijzingen dat er voor vrouwen met een erfelijke BRCA-genmutatie naast een verhoogd risico op borst en/of eierstokkanker een licht verhoogd risico is op andere vormen van kanker.
Voor mannen met een erfelijke BRCA-genmutatie is er naast een licht verhoogd risico op borstkanker mogelijk een licht verhoogd risico op prostaatkanker.
In de afgelopen jaren zijn heel veel verschillende veranderingen in de BRCA1- en BRCA2-genen ontdekt die een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker geven. Men weet echter dat nog niet alle veranderingen opgespoord kunnen worden en onderzoek om dit te verbeteren is nog volop gaande.
Risico's bij erfelijke BRCA-mutatie
Eierstokkanker bij een erfelijke BRCA-genmutatie
Een vrouw met een mutatie in het BRCA1-gen heeft gemiddeld 39% kans om eierstokkanker in haar leven te ontwikkelen. Het risico varieert tussen 34-44%. Omdat de individuele risico’s erg verschillen (mede afhankelijk van de leeftijd), wordt meestal 35-45% aangehouden.
Bij 100 vrouwen die een BRCA1-mutatie hebben, krijgen er ongeveer 39 eierstokkanker (39%)
Een vrouw met een mutatie in het BRCA2-gen heeft gemiddeld 16% kans om eierstokkanker in haar leven te ontwikkelen. Dit varieert tussen 12 en 20%. Omdat ook hier de individuele risico’s erg verschillen (mede afhankelijk van de leeftijd), wordt 10-20% aangehouden.
Bij 100 vrouwen die een BRCA2-mutatie hebben, krijgen er ongeveer 16 eierstokkanker (16%)
Borstkanker bij een erfelijke BRCA-genmutatie
Vrouwen
Vrouwen zonder BRCA-genmutatie hebben een kans van ongeveer 13% op borstkanker. Vrouwen bij wie een mutatie in een van de BRCA1- of BRCA2-genen is aangetoond, hebben 60 tot 80% kans om voor hun 80e jaar borstkanker te krijgen.
Mannen
Omdat mannen een kleine hoeveelheid borstklierweefsel hebben, kunnen zij ook borstkanker krijgen, maar dit komt veel minder vaak voor. Mannen zonder BRCA-genmutatie hebben een risico van ongeveer 0,1% op borstkanker. Mannen met een BRCA1-mutatie hebben 1% risico om tijdens hun leven borstkanker te krijgen. Bij mannen met een BRCA2-mutatie is het risico op borstkanker van ongeveer 7%.
Het overerven van een BRCA-genmutatie
De BRCA1- en BRCA2-genen liggen op chromosomen die zowel mannen als vrouwen hebben. Zowel mannen als vrouwen kunnen dus een verandering hebben in één van beide genen. Een kind krijgt de helft van zijn/haar erfelijk materiaal van de vader en de helft van de moeder. Omdat een ouder van ieder gen er twee heeft, kan het “normale” chromosoom of het veranderde gen worden doorgegeven. Een man of vrouw met een verandering (kiembaanmutatie) in een BRCA1- of BRCA2-gen, heeft dus 50% kans om dit aan zijn of haar kind door te geven. Dat betekent dus dat ieder kind 50 procent kans heeft de mutatie geërfd te hebben. Dit heet autosomaal dominante overerving.
Bij autosomaal dominante overerving is het gen met een mutatie sterker dan het onveranderde gen. Dus als je van een van de ouders het gen met de mutatie (of anders gezegd de mutatie) erft, kun je die ziekte krijgen. Maar als je van die ouder zijn of haar goede helft erft, word je niet ziek. Als een van de ouders een autosomaal dominante ziekte heeft, is er 1 op 2 (50%) kans dat je de mutatie erft en dus meestal de ziekte zult krijgen. Er is ook een kans van 1 op 2 (50%) dat je van de zieke ouder het goede gen erft. Dan krijg je de ziekte niet.
Iedereen kan een BRCA-genmutatie hebben. De kans voor een willekeurig persoon op dragerschap van een BRCA-genmutatie is erg klein, ongeveer 1 op 500. Het is niet mogelijk om iedereen te testen. Daarom worden alleen patiënten met bepaalde soorten kanker en hun familieleden onderzocht omdat dan de kans op een genmutatie verhoogd is. In Nederland is afgesproken om alle patiënten met eierstokkanker genetisch onderzoek aan te bieden.
De kans dat er een verandering in het BRCA-gen wordt gevonden, is groter dan 10% als een patiënt met eierstokkanker jonger is dan 60 jaar, een Joodse achtergrond heeft, een voorgeschiedenis van borstkanker heeft, of als er in de familie vaak borst- of eierstokkanker voorkomt.
Het voorkomen van kanker bij erfelijke aanleg
Eierstokkanker
Er is geen manier om er achter te komen wie eierstokkanker gaat ontwikkelen. Er is bewijs dat extra controles met bloedonderzoek en echoscopie er niet voor zorgen dat eierstokkanker vaker in een beginstadium wordt gevonden. Dit geldt ook voor vrouwen bij wie een BRCA1- of BRCA2-mutatie is vastgesteld. Screening wordt daarom niet (meer) aanbevolen.
De enige manier om eierstokkanker te voorkomen is om de eierstokken en eileiders te verwijderen voordat er kanker is ontstaan. Dit geeft geen garantie dat er geen kanker op het buikvlies ontstaat. De kans op kanker wordt zeer veel kleiner.
Lees meer over een preventieve eileider- en eierstokverwijdering
Borstkanker
Vrouwen krijgen het advies zich regelmatig te laten onderzoeken indien:
- er een mutatie in het BRCA1- of BRCA2-gen is aangetoond
- de arts vermoedt op basis van de familiegegevens van een vrouw dat er een verhoogd risico is op borst- en/of eierstokkanker
De bedoeling van de controle-onderzoeken is om borstkanker zo vroeg mogelijk op te sporen. Dan is vaak de kanker in een vroeger stadium en wordt de kans op langdurige overleving groter. Maar regelmatige controles geven geen garantie dat kanker vroeg ontdekt wordt.
Op basis van familiegegevens en/of BRCA dragerschap zijn er bepaalde risicoprofielen:
Screening bij een matig verhoogd risico
- vanaf 40-50 jaar, jaarlijks mammografie die aan te vragen is door de huisarts.
- vanaf 50-75 jaar, deelname aan het bevolkingsonderzoek.
Screening bij sterk verhoogd risico
- 35-60 jaar, jaarlijks een mammografie en klinisch borstonderzoek door een specialist.
- 60-75 jaar, deelname aan het bevolkingsonderzoek.
Screening bij een zeer sterk verhoogd risico (o.a. BRCA dragerschap)
Vrouwen tussen de 25 en 75 jaar met een sterk verhoogd risico krijgen jaarlijks borstonderzoek door een specialist.
Beeldvormend onderzoek:
Bij een BRCA1-mutatie
- 25-40 jaar: jaarlijks een MRI
- 40-60 jaar: eens per twee jaar een mammografie en jaarlijks een MRI
- 60-75 jaar: jaarlijks een mammografie
BRCA2
- 25-30 jaar: jaarlijks een MRI
- 30-60 jaar: jaarlijks een mammografie en een MRI
- 60-75 jaar: jaarlijks een mammografie
Controle voor mannen
Het risico op borstkanker voor mannelijke BRCA-genmutatiedragers is iets verhoogd, maar zij krijgen geen controle-onderzoek aangeboden.
Wat betekent het als een BRCA-mutatie in de tumor gevonden wordt?
Tegenwoordig kan ook bij een patiënte met eierstokkanker tumorweefsel worden onderzocht op de aanwezigheid van mutaties in de genen BRCA1, BRCA2, RAD51C, RAD51D en BRIP1. Het tumorweefsel dat wordt gebruikt bevat DNA van de kankercellen. In tumorweefsel kunnen zowel erfelijke (kiembaan) als niet erfelijke (somatische) BRCA-mutaties worden vastgesteld. De aanwezigheid van een niet erfelijke, somatische BRCA-mutatie kan van belang zijn voor de behandeling van een patiënt met (recidief) eierstokkanker.
Bij 2 op de 10 patiënten (20%) wordt er een BRCA-verandering in het tumor-DNA gevonden. Dit betreft meestal (15%) een erfelijke BRCA-mutatie (of kiembaanmutatie). In een kleiner deel betreft het een somatische BRCA-mutatie: deze mutatie is dan niet erfelijk en is alleen aanwezig in het tumorweefsel (zie afbeelding). Veel minder vaak wordt er een verandering in de andere genen gevonden.
Als er een mutatie in de tumor gevonden is, is er reden om verwezen te worden naar de klinisch geneticus. Als u verwezen wordt naar de klinisch geneticus zal er een afspraak op een polikliniek klinische genetica worden gemaakt. In overleg met u kan na een bloedafname worden uitgezocht of de gevonden DNA-verandering erfelijk of niet erfelijk is. Het uiteindelijke advies voor u en uw familieleden zal door de klinisch geneticus worden gegeven.
Overige mutaties
Sinds kort weten we dat mutaties in de genen RAD51C, RAD51D en BRIP1 een matig verhoogd risico op eierstokkanker veroorzaken. Daarom worden ook deze genen onderzocht bij een vrouw met eierstokkanker. Omdat we pas recent begonnen zijn met het onderzoek van deze genen kennen we nog niet veel families met een mutatie in deze genen. De verwachting is dat de kennis over de risico’s bij een mutatie in deze genen in de toekomst nog zal toenemen.
De genen RAD51C, RAD51D en BRIP1
Ook een mutatie in de genen RAD51C, RAD51D en BRIP1 erft autosomaal dominant over. Er is 50% kans om de aanleg te erven van een ouder met een mutatie in 1 van deze genen. Zie onder ‘hoe erft een BRCA-genmutatie over?‘.
De risico’s om gedurende het leven eierstokkanker te krijgen worden bij een mutatie in RAD51C en RAD51D tussen 5 en 13% en bij BRIP1 tussen 3 en 12% geschat.
Er kan familieonderzoek naar dragerschap van een mutatie in RAD51C, RAD51D en BRIP1 plaatsvinden. Bij mutatiedraagsters is de gemiddelde leeftijd van de diagnose eierstokkanker 60 jaar. Het risico op eierstokkanker voor 45-jarige leeftijd is laag. Een preventieve verwijdering van de eileiders en eierstokken kan overwogen worden. Op welke leeftijd een preventieve eierstokoperatie geadviseerd moet worden is nog niet bekend en dit kan in overleg met de mutatiedraagster rondom 45-50-jarige leeftijd plaatsvinden. Zie thema 6, vraag: Wat is een preventieve eileider- en eierstokverwijdering?
Het Lynch-syndroom
Het Lynch syndroom is een erfelijke aanleg met een verhoogd risico op darm- en baarmoederkanker waarbij ook het risico op eierstokkanker verhoogd is, Er zijn 4 genen die bij een mutatie het Lynch syndroom kunnen veroorzaken, het MLH1-gen, PMS2-gen, MSH2-gen en MSH6-gen. Er wordt standaard met een tumortest gekeken of de eiwitten die deze genen maken normaal aankleuren. Als er een afwijkende kleuring is, is er nog geen bewijs dat het om het Lynch syndroom gaat maar is de kans er op wel toegenomen. Er is dan reden om verder DNA (bloed) onderzoek naar het Lynch syndroom te verrichten.
Ook een mutatie in de Lynch syndroom-genen MLH1, PMS2, MSH2 en MSH6 erft autosomaal dominant over. Er is 50% kans om de aanleg te erven van een ouder met een mutatie in 1 van deze genen. Zie onder ‘hoe erft een BRCA-genmutatie over?‘.
De risico’s om gedurende het leven eierstokkanker te krijgen worden bij een mutatie in het MLH1-gen tussen 7 en 17% en bij een mutatie in het MSH2-gen tussen 12 en 27% geschat. Het risico op het krijgen van een ovariumcarcinoom voor vrouwen die een MSH6 mutatie hebben lijkt lager te zijn. Voor een vrouw met een PMS2-mutatie is de kans op het krijgen van een ovariumcarcinoom niet verhoogd.
Een mutatiedraagster heeft ook een verhoogd risico op darmkanker en baarmoederkanker waarvoor controles plaats vinden. De gemiddelde diagnoseleeftijd van eierstokkanker ligt tussen 46- en 48-jarige leeftijd. Een preventieve verwijdering van de eileiders en eierstokken kan overwogen worden. Op welke leeftijd een eventuele preventieve eierstokoperatie geadviseerd moet worden is niet goed bekend. Zie thema 6, vraag: Wat is een preventieve eileider- en eierstokverwijdering?